Wie mocht denken dat de Tweede Wereldoorlog zo langzamerhand – ruim zeventig jaar na het einde ervan – bestudeerd kon worden als de Franse Tijd of de Tachtigjarige oorlog zal opgekeken hebben van de heuse affaire die ontstond na de publicatie van het boek Oorlogsouders van Isabel van Boetzelaer. Maar ook zonder die affaire blijkt telkens weer dat de oorlog mensen voor keuzes stelde die ook ons, van (ver) na de oorlog, steeds weer doet denken in termen van goed en fout, hoeveel nuances en begrip voor de historische omstandigheden daarbij ook in rekening worden gebracht. Deze gedachten drongen zich aan me op na lezing van De rechtvaardigen, het boek dat Jan Brokken recent publiceerde over de Nederlandse consul Jan Zwartendijk, die in 1940 in Litouwen duizenden visa verstrekte aan Poolse en Litouwse Joden die daarop konden ontkomen aan de Holocaust.
De adembenemende onderschatting van Adolf Hitler op zijn weg naar de macht
Hoe Hitler op 30 januari 1933 de macht verwierf is een inmiddels veel beschreven geschiedenis. Maar zo gedetailleerd als de jonge Duitse historici Rüdiger Barth en Hauke Friederichs de laatste winter van de Weimarrepubliek beschrijven had ik het nog niet eerder gelezen. Hun boek De grafdelvers leest als een roman maar is grondig gebaseerd op dagboeken, krantenberichten en persoonlijke archieven van de diverse hoofdrolspelers. Terwijl de aandacht tot dusver vooral uitging naar Hitler, Franz von Papen en Paul von Hindenburg werpen Barth en Friederichs licht op de rol van charmeur en intrigant generaal Kurt von Schleicher, de man die 56 dagen rijkskanselier was voordat hij uit het ambt verdreven werd. De grafdelvers is een verhaal van leugens, bedrog en vooral opportunisme, waarbij slechts één hoofdrolspeler wist wat hij wilde: Hitler.
W.A. Visser ’t Hooft, de paus van de oecumene wiens koninkrijk niet van deze wereld was
Hij is altijd een wat schimmige figuur gebleven, hoewel hij in de jaren zeventig naast voetballer Johan Cruijff gold als een van de meest bekende Nederlanders in het buitenland: Willem Adolf Visser ’t Hooft (1900-1985), die gedurende de hoogtijdagen van de Koude Oorlog de Wereldraad van Kerken leidde. Hij heeft nu eindelijk zijn biografie. Die geeft te denken over de machteloosheid van het christendom in de twintigste eeuw. Visser ’t Hooft hoopte door de kerken met één stem te laten spreken het christendom tot een morele kracht te maken in de wereldpolitiek. Maar zijn diplomatie en vredesoproepen waren tevergeefs. De wereldleiders hoorden hem geduldig aan en de kerken bleven, al zijn inspanningen ten spijt, even verdeeld als zij altijd al waren.
Over ‘Voorbij de verboden drempel’, H.W. von der Dunks scherpzinnige doordenking van de Holocaust
Onlangs maakte ik in een tweegesprek met Jos Palm voor het historisch radioprogramma OVT van de VPRO een podcast over Voorbij de verboden drempel. De Shoah in ons geschiedbeeld van H.W. von der Dunk. Ik beschouw dit als een van zijn beste boeken. Waarom? Omdat hier geen simpele beschrijving wordt geboden van het drama dat zich tussen 1940 en 1945 voltrok. Voorbij de verboden drempel is een scherpzinnige doordenking van de Jodenvervolging en de Holocaust. Het boek neemt in de toch uitgebreide geschiedschrijving over de Jodenvervolging een heel eigen plaats in. (De OVT-uitzending in de serie ‘Het laatste woord’ is overigens hier terug te luisteren: https://www.vpro.nl/speel~WO_VPRO_13093947~afl-21-voorbij-de-verboden-drempel-de-shoah-in-ons-geschiedbeeld-het-laatste-woord~.html)
H.W. von der Dunk, onafhankelijk en onverschrokken historicus die steeds meer cultuurpessimist werd
Op woensdag 22 augustus stierf H.W. von der Dunk, 89 jaar oud. Hij was een van de meest spraakmakende historici van zijn generatie. Maar binnen die generatie was hij een eenling, vooral omdat hij – hoe ironisch en vilein hij soms ook schreef – ten diepste geen ironicus was. Terwijl zijn generatiegenoten grote woorden schuwden, schroomde Von der Dunk die niet. Hij begon als contemporain historicus maar zijn hart lag eigenlijk bij de cultuurgeschiedenis en – nog meer – bij de geschiedfilosofie. In de laatste tien jaar van zijn leven verschenen almaar uitdijende boeken over de herinnering, over de grote historische vragen en over de verambtelijking van het (academisch) leven. De geschiedfilosofie behoort niet tot het beste deel van zijn werk en is terecht bekritiseerd, evenals zijn legendarische slordigheid. Maar zijn onafhankelijke geest, zijn veelzijdige belangstelling en zijn onverschrokkenheid vormen een blijvende bron van inspiratie.
‘God is een woord dat niets betekent’. Willem Frederik Hermans en de godsdienst
Nog even Willem Frederik Hermans deze zomer. Ik lees van allerlei waarover ik later eens verslag van hoop te doen, maar hier eerst onderstaand artikel, dat in 2015 gepubliceerd werd in de bundel Het motorzijspan van Willem Frederik Hermans en verscheen bij de kleine uitgeverij Mokken boeken. Toen Hans Renders (samen met Max Pam en Piet Schreuders een van de redacteuren) me om een bijdrage vroeg, suggereerde hij me een artikel te schrijven over Hermans en de godsdienst. Een goed idee, aangezien ik iets weet van zowel Hermans als van de (christelijke) godsdienst. Een fascinerend onderwerp, aangezien hier twee werelden frontaal op elkaar botsen: de individualist Hermans, ‘om niemendal geboren’ en overtuigd te leven in een chaotisch en sadistisch universum, tegenover het christendom dat – zoals alle monotheïstische godsdiensten – de mens voor een goddelijk ontwerp houdt, voorbestemd tot een eeuwig leven op voorwaarde dat hij leeft naar Gods geboden.
Het tegenstrijdige engagement van Willem Frederik Hermans
Zomer 2018. Het is, zoals dat heet, ‘komkommertijd’. Ik (her)lees onder meer Willem Frederik Hermans. Hij schreef zelf eens (in Fotobiografie, 1969) over een familievriend: ‘Ik kan zeggen dat hij een belangrijke invloed op mij heeft gehad.’ Met een variant op deze mooie zin: ik kan zeggen dat Hermans een belangrijke invloed op mij heeft gehad. Dat sluit kritiek natuurlijk niet uit, integendeel. Toen biograaf Willem Otterspeer in de herfst van 2011 in de Volkskrant Hermans’ optreden tijdens de Tweede Wereldoorlog al te opzichtig verdedigde, klom ik in de pen en bekritiseerde in (toen nog) weekblad HP/De Tijd zowel Otterspeer als Hermans’ epigonen. Het werd op 28 oktober 2011 gepubliceerd onder de kop ‘Groot schrijver, ordinair bedrieger’. Hoewel het artikel zeven jaar geleden verscheen, lijkt het me belangwekkend genoeg het hierbij in licht gewijzigde vorm nog eens te publiceren. Het laat in kort bestek iets zien van Hermans’ tegenstrijdigheden: afkerig van morele verontwaardiging, maar tegelijkertijd een typische moralist.
‘Schrijversmakelaar’ Adriaan Morriën en zijn fatale vriendschap met Willem Frederik Hermans
Hij is, zestien jaar na zijn dood, in de literaire mist verdwenen: Adriaan Morriën (1912-2002). Zijn werk tref je zelfs in kringloopwinkels niet veel meer aan. Op internet worden zijn boeken voor een appel en een ei te koop aangeboden. En toch is Morriën een intrigerende figuur, zo bleek me dezer weken na lezing van zijn biografie en enkele van zijn boeken. Rob Molin wijst er in zijn biografie Lieve rebel op dat de schrijver, al zijn beweringen ten spijt, nooit losgekomen is van zijn strenge calvinistische jeugd in IJmuiden. En, zo kan daaraan worden toegevoegd, nooit losgekomen van Willem Frederik Hermans, wiens literaire talent hij ontdekte maar die alle banden met hem verbrak toen hij Morriën niet meer nodig had. Morriën mocht nadien dan als rokkenjager en fijnzinnig letterkundig chroniqueur binnen de grachtengordel enige reputatie verwerven, hij zou altijd in de schaduw van zijn ontdekking blijven leven.
Maarten Asscher, veelzijdig en geëngageerd intellectueel
Vandaag verscheen in NRC Handelsblad mijn recensie van Maarten Asschers essaybundel Toch zit het anders, een bundel die een staalkaart biedt van zijn veelzijdigheid. Die veelzijdigheid is niet verwonderlijk voor een man die in diverse maatschappelijke functies heeft gewerkt maar die eerst en vooral een intellectueel is gebleven en die ‘zonder last of ruggespraak’ schrijft over thema’s als literair engagement, de werking van bureaucratie en de daarin gebezigde ‘nieuwspraak’.
Simon Carmiggelt, de grimmige schrijver achter het mild glimlachende proza

Een jaar geleden verwierf ik via een vriend een grote collectie boeken van Simon Carmiggelt. Ze stonden bij zijn vader, een neerlandicus, in de boekenkast. Een antiquaar toonde geen belangstelling, want wie leest nu nog Carmiggelt? Goeie vraag, ik deed het eigenlijk ook niet. Tot nu. Het afgelopen jaar verdiepte ik me tussen de bedrijven door in het werk van de glimlachende melancholicus die zichzelf eindeloos kon relativeren maar die toch tegen de klippen op schreef omdat hij niet anders kon. En die een grimmige kant had die zijn werk deed flonkeren.
Lees verder