Valt er ruim zeventig jaar na zijn zelfmoord nog iets nieuws te beweren over Adolf Hitler? Even leek het erop dat met de dubbele biografie van de Britse historicus Ian Kershaw, verschenen in 1998 en 2000, het pleit over Hitler wel zou zijn beslecht. Maar niets is minder waar. Kershaw schreef weliswaar bijzonder gedegen boeken, maar toch was hij een biograaf tegen wil en dank, die Hitler als een ‘onpersoon’ beschouwde. Zijn biografie lijkt de biografische studie van Hitler alleen maar te hebben gestimuleerd. Van alle onderzoekers naar Hitler die zich deze eeuw doen gelden, is de Duitser Thomas Weber (foto) een van de meest opmerkelijke en zeker een van de meest eigenzinnige.
Thomas Weber (1974) had al een paar boeken gepubliceerd toen hij internationaal doorbrak met Hitler’s First War (2010), in het Nederlands een jaar later vertaald als Hitler en de Eerste Wereldoorlog en uitgegeven door Nieuw Amsterdam. Dat was een opzienbarend boek dat een aantal mythen ontzenuwde. Dat Hitler een frontsoldaat zou zijn geweest die hard gevochten en veel geleden had, bleek onjuist. De wat wereldvreemde eenzaat was regimentskoerier tussen en achter de linies, een functie die niet van gevaar ontbloot was maar in zwaarte niet te vergelijken met leven en lot van frontsoldaten. Zij beschouwden Hitler weinig vleiend als een Etappenschwein.
Weber maakte ook korte metten met een andere hardnekkige gedachte: dat de Duitse frontsoldaten verlangden naar een nieuwe oorlog om revanche te nemen voor de verloren oorlog van 1914-1918. Natuurlijk waren er wel antioorlogsromans van vroegere soldaten, waarvan de bekendste natuurlijk Im Westen nichts neues van Erich Maria Remarque was, maar de gedachte overheerste dat de Duitse soldaten overwegen politiek (uiterst) rechts waren georiënteerd en na de oorlog massaal de Freikorpsen bevolkten.
Aan de hand van het Listregiment, waartoe de latere Führer behoorde, liet Weber zien dat veel van zijn oude kameraden weinig tot niets moesten hebben van de revanchistische taal die de orator uitsloeg in de jaren van de parlementaire strijd om de macht (1930-1932). Voor Hitler bood de Eerste Wereldoorlog niet alleen, zoals hij liet doorschemeren in Mein Kampf, een uitweg uit een inmiddels uitzichtloos leven, zijn rol als koerier maakte dat hij niet die verschrikkingen doormaakte aan het front die zijn kameraden juist een afkeer van of op zijn minst een angst voor een nieuwe oorlog bezorgde.
Voortbordurend op de Duits-Oostenrijkse historica Brigitte Hamann, die in Hitlers Wien (1998) had laten zien dat Hitler in Wenen helemaal geen antisemiet was, zoals hij in Mein Kampf wel had doen voorkomen, betoogde Weber in Hitler’s First War dat hij na afloop van de Eerste Wereldoorlog nog niet direct de antisemiet was die we kennen en bovendien ook niet extreem rechts. Integendeel, hij zou onmiddellijk na de capitulatie nog een ‘zwerfhond’ zijn geweest, op zoek naar een ‘roedel’. Hij bleef, om in zijn levensonderhoud te voorzien, in het leger. Een overigens omstreden foto van zijn latere hoffotograaf Heinrich Hoffmann zou Hitler tonen bij de begrafenis van Kurt Eisner, de leider van het kortstondige revolutionaire bewind in München, in februari 1919.
Hitler’s First War gaf een rijk geschakeerd, bijzonder gedetailleerd beeld van de oorlogsjaren. Het boek beantwoordde tal van vragen maar wierp ook weer andere op. De belangrijkste was misschien wel deze: als Hitler begin 1919 politiek en levensbeschouwelijk zo’n onbeschreven blad was (en Weber maakt dat aannemelijk), hoe dan te verklaren dat hij op 16 september 1919 zo’n ijskoude antisemitische brief schreef aan Adolf Gemlich, een jonge protestant die de vraag gesteld had hoe de sociaaldemocratische regering in Berlijn stond tegenover het Jodendom. Hitlers antwoord was verbluffend: hij schreef dat afgezien moest worden van ‘gevoelsantisemitisme’ dat tot uitbarsting kwam in (hooguit) pogroms. Een ‘Antisemitismus der Vernunft’ achtte hij noodzakelijk. Alleen een ‘planmatige’ bestrijding en verdrijving zou Duitsland ‘Judenfrei’ maken.
Wat een licht zit er tussen de verdwaalde ‘zwerfhond’ die rondliep bij de begrafenis van de Joodse revolutionair Eisner (foto) en de geharnaste antisemiet, nauwelijks zeven maanden… Hoe dat te verklaren? Ik stelde Weber die vraag in 2011, toen hij ter promotie van zijn boek Amsterdam was en een lezing gaf in het Goethe-instituut. Ik herinner me zijn antwoord niet meer maar wel dat hij toen een boek aankondigde over de naoorlogse jaren.
Dat boek is er nu, in het Nederlands opnieuw uitgegeven door Nieuw Amsterdam, dankzij de onvolprezen redacteur Henk ter Borg. Wie Adolf Hitler zum Nazi wurde, zoals de oorspronkelijke titel luidt, is in het Nederlands vertaald als Hitlers metamorfose. Het boek bespreekt de periode 1918-1926, waarbij de nadruk valt op de periode 1918-1922, met de Hitler-putch en het daaropvolgende proces en het schrijven van Mein Kampf als nabrander. Het gaat Weber in dit boek niet om de nationaalsocialist Hitler maar om de wording van de nationaalsocialist.
Nog sterker dan in Hitler’s First War valt de polemische inslag van Weber op. In de uitgebreide eindnoten bekritiseert hij tal van vakgenoten. Een hele reeks gevestigde namen wordt tegengesproken, om te beginnen Ian Kershaw. Maar man die het meest wordt aangevallen luistert naar de naam Othmar Plöckinger, bekend van zijn omvangrijke boek Geschichte eines Buches, die in 2006 de totstandkoming en de ontvangst van Mein Kampf beschreef. Plöckinger (foto) was tevens een van de bezorgers van de wetenschappelijke editie van Mein Kampf, die in januari vorig jaar verscheen. Weber richt zijn pijlen minder op dit werk dan op Unter Soldaten und Agitatoren, dat Hitlers werdegang tussen 1918 en 1920 beschrijft.
Weber beschrijft in Hitlers metamorfose precies dezelfde jaren als Plöckinger. Het verschil tussen hen kun je grosso modo zo samenvatten: waar Plöckinger voorzichtig blijft in zijn speculaties, daar gaat Weber veel verder. Als voorbeeld kan de onduidelijke foto bij de begrafenis van Eisner dienen: was dit Hitler wel of toch niet? Plöckinger meent van niet, Weber denkt van wel en ziet er een bewijs in dat Hitler politiek gesproken nog een onbeschreven blad was die zonder moeite het kortstondige linkse bewind in München op zijn minst gedoogde.
Hoe gevoelig de verhouding tussen de twee historici ligt, bleek uit de venijnige pennenstrijd over het auteurschap van de allereerste, ultrakorte (negen bladzijden tellende) brochure annex biografische schets Adolf Hitler. Sein Leben und Seine Reden (1923), die op naam staat van de door Weber als ‘conservatieve aristocraat’ omschreven Adolf-Viktor von Koerber. Maar geschreven door Hitler zelf? Weber betoogt dat in Hitlers metamorfose, Plöckinger bestrijdt het. Wie zal het zeggen? Hitler-kenner Sven Felix Kellerhoff, die zelf een boek over Mein Kampf publiceerde en in het dagelijks leven ‘Geschichtsredakteur’ van dagblad Die Welt is, oordeelde dat het laatste woord hier niet eenvoudig over gesproken kan worden en dat de standpunten van de twee kemphanen niet zo ver uit elkaar liggen als ze zelf doen voorkomen.
Immers, Plöckinger betoogde zelf al eens (in de befaamde Vierteljahreshefte für Zeitgeschichte) dat de tekst van Koerber(foto) vrijwel geheel terug te vinden was in Mein Kampf, dat twee jaar later verscheen. Je zou zeggen: een storm in glas water en dat is het ook, als daarbij maar niet vergeten wordt dat de zoektocht naar Hitler, de meest invloedrijke figuur uit de vorige eeuw, tot dit soort onderlinge twisten kan leiden.
Maar voorbij deze twist, wat is nu Webers verklaring van Hitlers granieten Jodenhaat? Met een echte verklaring van de metamorfose komt (ook) Weber niet – en dat kan hem moeilijk kwalijk genomen. De diepste zielenroerselen van een mens blijven voor een ander veelal verborgen, zeker de zielenroerselen van een man die zijn leven enkele jaren later (in Mein Kampf) zo zou mythologiseren als Hitler en met die mythologisering nooit zou ophouden.
Maar Weber werpt wel interessante theses op. Hitler zou pas echt geradicaliseerd zijn in de zomer van 1919, na de ondertekening van het Verdrag van Versailles. Toen pas, aldus Weber, drong de schok van de Duitse nederlaag pas echt tot hem door. Dat hij in Pasewalk, waar hij in de herfst van 1918 terechtkwam om te herstellen van een gifgasaanval, de nederlaag ‘huilend’ onderging en vooral: onmiddellijk een haat opvatte tegen de zogenaamde ‘novembermisdadigers’, kan naar het rijk der fabelen worden verwezen.
Weber werpt nog een andere gedachte op: Hitler zou niet meteen een link hebben gelegd tussen de Russische Revolutie en de Joden en zo zijn dwaalleer over het ‘joodse bolsjewisme’ hebben ontwikkeld. Zijn Jodenhaat zou eerst en vooral gestoeld zijn op een verondersteld verband tussen Joden en het kapitalisme, waarbij de pers en alle andere machten in Duitsland (banken, het verzekeringswezen, grote firma’s) in handen zou zijn van Joden die daarmee het land zouden ‘beheersen’.
Tegen Rusland had Hitler aanvankelijk niets, aldus Weber. Integendeel, hij liep aanvankelijk in de pas met de andere rechtse krachten die een (tijdelijk) verbond met Rusland (zelfs al was dat inmiddels Sovjet-Rusland) niet uitsloten, zoals het Verdrag van Rapallo (1922) bewees. Hitler zou begin jaren twintig nog goede hoop hebben op een ineenstorting van de Sovjet-Unie. Maar toen die na de dood van Lenin (in januari 1924) uitbleef zou hij steeds gevoeliger zijn geworden voor Duitse Balten als Max Erwin von Scheubner-Richter (foto) en Alfred Rosenberg, die zeer kritisch stonden tegenover het communisme.
In Mein Kampf, in 1925 en 1926 gepubliceerd, zou de weerslag daarvan te vinden zijn. Het is de vraag of het allemaal volgens de etappes is toegegaan die Weber aanwijst. Geschiedenis is immers veeleer chaos dan orde en dat geldt zeker voor de geschiedenis van het Duitsland van na 1918. Maar een minutieuze, uitermate boeiende reconstructie levert Weber zeker. En hij stelt en passant ook wat hardnekkige beelden bij over het naoorlogse Beieren. Dikwijls voorgesteld als een deelstaat vol radicalen werd Beieren in werkelijkheid gedomineerd door de katholieke Beierse Volkspartij (BVP), een partij die gekant was tegen de centralistische (Berlijnse) tendens die bij zusterpartij Die Deutsche Zentrumspartei te vinden was.
De Beierse Volkspartei van Georg Heim (foto) kende een trouw electoraat waarvan zowel katholieke notabelen als katholieke arbeiders deel uitmaakten. Vergeleken met de links- en rechts-radicalen die tussen 1918 en 1922 in Beieren van zich deden spreken, was de BVP een baken van stabiliteit. De katholieke kiezers waren veel minder vatbaar voor de Deutsche Arbeiter Partei (waarvan Hitler in september 1919 lid werd) dan de weinige protestanten die in Beieren rondliepen. Dat komt dan weer overeen met het landelijke beeld tijdens de strijd om de macht in Duitsland tussen 1930 en 1932, toen protestanten meer dan katholieken vatbaar bleken voor de nazi-ideologie.
Zo eigenwijs als Weber zijn collega’s berispt en tegenspreekt kom je zelden tegen in de doorgaans keurige Hitler-historiografie, waar beleefd naar elkaars werk wordt verwezen. In diverse interviews en bijdragen in de Duitse pers heeft Weber zijn afkeer van de geschiedschrijving over het Derde Rijk in zijn vaderland niet onder stoelen of banken gestoken. De vele keurige dissertaties aan de Duitse universiteiten zouden nooit uit de pas lopen en geheel in de stijl van de Doktorväter zijn geschreven.
De hoogleraar in Aberdeen, die blijkens zijn webpagina in onder meer Oxford, Princeton, Chicago en Glasgow verbleef, is naar eigen zeggen beïnvloed door de Angelsaksische geschiedschrijving die hij gedurfd en onbevangen noemt. Het mag tekenend heten dat Weber in Hitlers metamorfose vooral met instemming verwijst naar Duitse auteurs die buiten de academie staan, zoals Anton Joachimsthaler, Ralf Georg Reuth en Ernst Deuerlein (foto) – al stierf de laatste al ruim veertig jaar geleden en bekleedde hij, na een heel andere loopbaan, uiteindelijk wel het ambt van hoogleraar. Of Weber zijn universitaire landgenoten en vakbroeders recht doet met zijn kritiek op hun academische braafheid is de vraag. Zeker is echter dat zijn opmerkelijke studies naar de jonge Hitler op zijn minst de geest prikkelen en dat is geen geringe verdienste.