Hoe Brutus en Volkert van der Graaf tevergeefs trachtten de loop van de geschiedenis te wijzigen

Dezer weken las ik het voortreffelijke boek Brutus. De nobele samenzweerder, geschreven door de Britse historica Kathryn Tempest. Een geweldig boek dat de vraag oproept of het alleen nobele idealen waren die Brutus bezielden. De ondertitel ten spijt geeft Tempest op die vraag geen eenduidig antwoord. Ze houdt het erop dat Brutus voor altijd wel een raadsel zal blijven. Zelf vermoed ik dat ‘koningsmoordenaars’ nooit alleen door nobele idealen worden gedreven. Vrijwel altijd lijken er duistere motieven mee te spelen, zoals afgunst op het charisma en de aandacht die de aanzienlijken en machthebbers genieten. Ik moest bij het lezen van Brutus onweerstaanbaar denken aan Volkert van der Graaf, de moordenaar van Pim Fortuyn, die zich tijdens zijn rechtszaak beriep op hooggestemde idealen, maar die – zelf gespeend van ieder charisma – vooral jaloers lijkt te zijn geweest op het onmiskenbare charisma van Fortuyn. Hoeveel verschillen er ook tussen Brutus en Van der Graaf zijn aan te wijzen, ze hadden dit gemeen: ze wisten de loop van de geschiedenis niet te veranderen.

Brutus was in de leerstof Oude Geschiedenis in de jaren tachtig van de vorige eeuw nooit meer dan een voetnoot aan de Utrechtse universiteit. Ik heb het zojuist nog even nagekeken in de ‘readers van het Instituut voor Geschiedenis der Rijksuniversiteit Utrecht’, zoals de 16-delige reeks voor eerste- en tweedejaarsstudenten deftig luidde. Van die zestien delen gingen er twee over Romeinse geschiedenis. Daarin vooral aandacht voor de ‘lonque durée’, zoals de sociale conflicten in de Romeinse republiek door de tijd heen, het Romeinse burgerschap en de economie in de Oudheid. Over de hoofdrolspelers in de eerste eeuw voor Christus – om me hiertoe te beperken – ging het nauwelijks. Begrijpelijk: studenten moesten in kort bestek een goed beeld krijgen van de wereld van de Oudheid, ‘grote mannengeschiedenis’ volstond niet.

Maar jammer is het wel, want wat een menselijk drama heeft zich niet afgespeeld in die eerste eeuw, beginnend met Lucius Cornelius Sulla (ca. 138-78 v.Ch., afbeelding), die zich opwierp als de eerste dictator van de Republiek. Hij voerde tal van hervormingen door en liet onder zijn bewind een man als Pompeius (106-48 v.Ch.) opkomen – die de vader van Brutus (ca. 85-42 v. Ch), de gelijknamige Marcus Junius Brutus (senior), in de onlusten die volgden na de dood van Sulla in 77 liet doden – wat voor het enig kind (ten tijde van de moord circa acht jaar oud) traumatisch moet zijn geweest.

Moet zijn geweest…want Tempest maakt in haar voortreffelijke studie duidelijk hoe weinig we over Brutus junior weten. Brutus junior, aldus Tempest (foto), is waarschijnlijk een uitstekend redenaar geweest die een reeks van geschriften schreef waarvan nauwelijks iets bewaard is gebleven. Bewaard gebleven is wel de zin ‘Het is beter over niemand te heersen dan de slaaf van een ander te zijn’. Die komt uit het traktaat Over het dictatorschap van Pompeius en was een reactie op een dreigende machtsovername door Pompeius na diens vele succesvolle veldtochten voor Rome. Uit de zin sprak veel idealisme, want slaven waren er genoeg en heersen wilden er meer in Rome.

Om te beginnen het driemanschap Pompeius, de magnaat Crassus en die andere generaal, Julius Caesar. Hun driemanschap was een regelrechte aanval op de toch al wankele republiek, die door de kortstondige dictatuur van Sulla (82-79) reeds veel te verduren had. Het driemanschap viel al snel uiteen: Crassus sneuvelde in de strijd tegen de Parthen en tussen Pompeius en Caesar ontstond onenigheid. In die onenigheid koos Brutus aanvankelijk voor Pompeius, wat wel beschouwd kan worden als het beste bewijs van zijn republikeinse idealen, al zal hij Pompeius, de moordenaar van zijn vader, tandenknarsend hebben gesteund nu deze door de senaat met veel vleierij was overgehaald Rome te verdedigen tegen de ambitieuze generaal Caesar. Dat die keuze hem niet noodlottig werd is wel verklaard door de relatie van Caesar met Brutus’ moeder Servilia, reden waarom de dictator in spé mild gestemd over de jongeling zou zijn.

Trouw aan zijn vader zal Brutus gaandeweg teleurgesteld zijn geraakt in Caesar, die hij de republikeinse idealen ten grave zag dragen. Hij was de enige niet. Brutus was maar een van de vele samenzweerders, zij het de belangrijkste. En hij was ook niet de enige die Caesar doodstak, maar een van velen. Maar Caesar (afbeelding) lijkt in alle opzichten dominant in zijn leven aanwezig te zijn geweest, wat ook de befaamde woorden Et tu, Brute? zouden bevestigen. Of de woorden zijn gesproken werd al in de Oudheid betwijfeld, maar dat Caesar en Brutus – ook gezien de tijdelijke relatie van Caesar met zijn moeder Servilia – een soort van vader-zoon relatie hadden, is niet ondenkbaar. De dominantie van Caesar en de verwachtingen en de hoop die Brutus aanvankelijk op hem lijkt te hebben gevestigd, doen mij denken dat Brutus bij de moord op Caesar niet alleen gedreven werd door idealen maar ook door jaloezie, ergernis en opstandigheid tegen een te aanwezige persoonlijkheid in zijn leven. Toegegeven, ik begeef mij hiermee in het rijk van de speculatie maar voel mij daarin vrij nu zelfs Kathryn Tempest na haar grondige bronnenstudie niet tot een eensluidend antwoord is gekomen.

Al lezend in Tempest’ boek dacht ik, zoals in de aanhef opgemerkt, onweerstaanbaar aan Volkert van der Graaf (foto). Brutus en Van der Graaf: de verschillen tussen de twee zijn natuurlijk groter dan de overeenkomsten: ze leefden in een geheel andere tijd en onder andere omstandigheden. Brutus speelde een rol van betekenis in de Romeinse politiek en kende Caesar goed, Van der Graaf was een anonymus en een grote onbekende voor Fortuyn. En daarbij: Fortuyn was vanzelfsprekend niet van het formaat Caesar, laat staan hij over diens macht beschikte. Integendeel, Fortuyn was een rusteloze zoeker, een gewezen marxist die tevergeefs aan boord probeerde te komen bij de gevestigde politieke partijen en toen voor zichzelf begon, zoals ik mijn vorige artikel op deze website (over Thierry Baudet) al betoogde.

Maar Fortuyn (foto) beschikte wel over charisma. Dat wil zeggen: een deel van de bevolking werd in 2002 door hem betoverd, terwijl een ander deel hem haatte en vreesde – wat ook een vorm van charisma genoemd kan worden. Bij Volkert van der Graaf niets van dat alles: hij was een miezerig mannetje, die zich via talrijke juridische procedures wilde laten gelden en allerlei (plaatselijke) bestuurders en boeren het leven zuur maakte. De opkomst van Fortuyn zal politieke angst in hem hebben wakker geroepen, zoals bij velen die zich afvroegen wat er in het doorgaans brave politieke Nederland aan het gebeuren was: hier kwam een homoseksuele, zeer goed geklede dandy beweren dat de ‘Paarse’ kabinetten niets dan ‘puinhopen’ hadden opgeleverd. Die bewering was natuurlijk klinkklare onzin, maar in een democratie moet zoiets gezegd kunnen worden, temeer daar Fortuyn stem gaf aan onvrede waarvoor het zelfgenoegzame ‘Paars’ bij alle economische voorspoed geen oog had: de migratie, de privatisering van de publieke middelen en de opkomst van de bonuscultuur.

Toch geloof ik dat het niet in de eerste plaats de politieke standpunten van Fortuyn waren die Van der Graaf tot de moord dreven: jaloezie lijkt mij zijn voornaamste drijfveer te zijn geweest. Jaloezie op de kleurrijke, soms speelse, dan weer nukkige maar in alle gevallen charismatische Fortuyn, zo heel anders dan de saaie, verbeten en humorloze Van der Graaf. Hij mag dan wel zijn plaats in de geschiedenisboeken krijgen, over hem zal nooit een boek geschreven worden met het woord ‘nobel’ in de (onder)titel. Als hij al een boek waard is, dan zou De schlemielige moordenaar een betere titel zijn.

Maar hoe verschillend er ook over Brutus en Van der Graaf kan worden geoordeeld, ze hadden in elk geval dit gemeen: ze hoopten de loop der geschiedenis te veranderen maar slaagden daar niet in. Na de Iden van Maart (de dag van de moord op Caesar, 15 maart 44 v. Ch.) brak in Rome een burgeroorlog uit, waarbij Brutus en de andere samenzweerders het onderspit delfden. Waar ze een dictatuur trachtten te voorkomen, verrees onder de uiteindelijke winnaar, Caesars achterneef Gaius Octavianus (afbeelding), het principaat, waarin Octavianus als ‘eerste onder zijn gelijken’ functioneerde en al snel de naam Augustus (‘de verhevene’) aannam. Augustus speelde het slim: hij provoceerde de senaat minder dan zijn oudoom maar vestigde niettemin een dictatuur die – in wisselende gedaantes en dynastieën – de eeuwen zou doorstaan.

Van der Graaf verklaarde tijdens zijn rechtszaak in 2002 dat hij Fortuyn als een gevaar voor de samenleving zag. Hij diende daarom uit de weg geruimd te worden. Na de moord op Fortuyn namen de partijen rechts van het midden (CDA en VVD) echter verscheidene van zijn standpunten over, terwijl Geert Wilders nog harder hamerde op de islam dan Fortuyn al deed. En met de komst van de charismatische Thierry Baudet is de geest van Fortuyn weer helemaal terug. ‘Koningsmoorden’ hebben dus niet het gewenste effect, al verloste Van der Graaf zichzelf met zijn moord op Fortuyn waarschijnlijk wel van zijn kwellende jaloezie op diens charisma.