Soms krijg je een boek in de schoot geworpen dat je pakt, zonder dat je ooit eerder over het onderwerp of over de persoon had nagedacht. Dat overkwam mij recent toen ik het boek Zij zocht zichzelf niet. Herinneringen aan Ella Vogelaar (ParisBooks, 2023) kreeg toegestuurd door haar eerste echtgenoot Martien Bron. Dat hij het me toestuurde had de volgende reden: hij had mijn kritische bespreking in het radioprogramma OVT op 16 maart jongstleden gehoord over het boek In alles tot het uiterste. Leven en denken van Simone Weil van de ethicus Frits de Lange. Een goed boek, maar ik zag niets in de ondoorgrondelijke geheimtaal van Weil, een filosofe met een nog altijd grote reputatie onder filosofen en theologen. Daarop kreeg ik een mail van Martien Bron, die opmerkte dat Ella Vogelaar in de tijd dat ze samen studeerden en een relatie kregen in Weil een groot voorbeeld zag. Of ik zijn herinneringen aan haar wilde lezen. Dat deed ik met veel plezier.
In de mail die Martien Bron me op 21 maart stuurde, schrijft hij: ‘Met de gedachten van Simone Weil (foto) kwam ik voor het eerst in aanraking in de jaren 70 op de Horst in Driebergen, waar ik toen studeerde.’ Als toen 20-jarige ging het denken van Weil hem naar eigen zeggen boven de pet maar studiegenote Ella Vogelaar liep met haar weg en vereerde haar zelfs. Het maakte nieuwsgierig naar zijn boek, niet alleen vanwege Vogelaar maar ook omdat beiden eind jaren zestig, begin jaren zeventig aan de destijds ultralinkse sociale academie De Horst in Driebergen studeerden. Welnu, beiden (Vogelaar en De Horst) komen uitmuntend uit de verf in dit intieme, zeer openhartige boek dat in de eerste plaats het verslag van een opbloeiende ten slotte teloorgegane liefde is. Het is tevens een portret van het linkse leven van studenten aan De Horst, zoals ik dat nooit ergens anders heb gelezen.
Maar het boek gaat natuurlijk in de eerste plaats over Vogelaar, als oudste dochter opgegroeid in een gezin dat vier kinderen telde op een boerderij in Sint Philipsland (Zeeland). Haar ouders waren met hart en ziel boeren, van wie vooral haar moeder klaagde over het onbegrip dat burgers en buitenlui hadden over het zware boerenleven dat weinig geld opbracht en waarin hard gewerkt moest worden. Hoe actueel is het niet, nu er een ‘Boer Burger Beweging’ in het parlement zit met dezelfde klachten. Terzijde: haar enige en jongste broer Jan-Kees Vogelaar heeft die klaagzang van zijn moeder overgenomen en is zelfs tijdelijk lid geweest van Forum voor Democratie, de zeer foute club van draufgänger Thierry Baudet.
De in 1949 geboren Vogelaar was daarentegen idealistisch ingesteld en wilde de wereld verbeteren. Ze werd, als zoveel babyboomers in die tijd, lid van de Communistische Partij van Nederland, de partij die nog altijd geleid werd door oude stalinisten maar na de oorlog gered door de reputatie dat de partij in de oorlog zo goed was geweest, al vallen daarbij een paar stevige kanttekeningen te plaatsen. Bij sociale academie De Horst was dat lidmaatschap en die sympathie voor de CPN niet ongewoon: veel docenten, voorop de theoloog G.H. (‘Bert’) ter Schegget (foto), sympathiseerden met het communisme. Hij werd op handen gedragen in Driebergen, waar hij overigens wel weg wilde omdat zijn ambities hoger reikten. Hij solliciteerde zes (!) keer tevergeefs naar een hoogleraarspost om uiteindelijk pas in 1981 te worden benoemd in Leiden.
De Horst was intussen hét voorbeeld van een oorspronkelijk gematigd instituut dat in de ‘rode jaren’ ’70 radicaliseerde. De instelling werd opgericht door hervormden die sterk sympathiseerden met de ‘doorbraak’: geïnspireerd door de Zwitserse theoloog Karl Barth (foto) zouden christenen zich niet moeten organiseren in een partij of organisatie op christelijke grondslag maar de wereld in moeten trekken en de christelijke zuil moeten verlaten. De doorbraakpartij van 1945 was de Partij van de Arbeid, waarvan tal van hervormde theologen en andere prominenten lid werden, zoals Willem Banning, K.H. Miskotte en J.J. Buskes.
Academie De Horst was een pendant van het vormingsinstituut Kerk en Wereld, waarvan Banning tussen 1945 en 1953 directeur was. Het moest Werkers in kerkelijke arbeid (Wika) opleiden om de wereld te dienen en waar mogelijk in christelijke zin te beïnvloeden, dat wil zeggen: behoeden voor ‘nihilisme’. Tal van later maatschappelijk bekende figuren als PvdA-minister Ien Dales en FNV-voorzitter Johan Stekelenburg werden in Driebergen opgeleid. Maar zij studeerden aan De Horst voordat voordat het ‘een democratisch laboratorium’ werd, zoals cultuurpsycholoog Jos van der Lans dit mooi verwoordde.
Vanaf de jaren zestig maakte De Horst zich los van de hervormde kerk en kreeg subsidie van de overheid om door te gaan als school voor maatschappelijk werk, een sociale academie zoals er meer waren, zoals (de van oorsprong gereformeerde) De Nijenburgh in Culemborg. Hoewel ook deze academie enigszins in de ban raakte van de linkse wind die in de jaren zestig in Nederland onder de intelligentsia begint te waaien, werd er geen sociale academie zo links als De Horst.
Waar dat aan lag? Aan de al – voor Nederlandse begrippen – progressieve hervormde ‘doorbraakwind’ die het uitgangspunt vormde voor een staf die uit de hervormde en gereformeerde wereld stamde maar groot werd in de jaren zestig en niet ongevoelig was voor de linkse wind die er begon te waaien. Genoemde theoloog Bert ter Schegget was de zoon van een doorbraakdominee en had progressiviteit met de paplepel ingegoten gekregen, al radicaliseerde hij zelf tot een saloncommunist voor wie het nooit radicaal genoeg kon. Hij ging zover dat hij Alexander Solzjenitsyns aanklacht tegen de massale onderdrukking in de Sovjetunie, verwoord in De Goelag Archipel als een diskwalificatie van het systeem beschouwde. Linkse kennissen van Martien Bron dachten niet veel beter over De Goelag Archipel: het meesterwerk werd door sommige studenten afgedaan als een kwaadaardig verzinsel.
Naast Ter Schegget kende De Horst ook iemand als Piet Reckman (foto) als docent, de man die het tweede kabinet Den Uyl in 1977 via een ingediende motie op het PvdA-congres voorkwam. En Pier van Gorkum, afkomstig van de in de jaren zestig ook naar links opschuivende Vrije Universiteit Amsterdam, waar hij in de degelijke gereformeerde jaren vijftig aldaar sociologie en economie had gestudeerd. Van Gorkum doceerde aan De Horst het (veelzeggende) vak medezeggenschap. Bron kende in Ter Schegget en Van Gorkum, zo blijkt uit Zij zocht zichzelf niet, studiebegeleiders. Veel studenten van De Horst kwamen uit christelijke milieus, zoals ook Ella Vogelaar. Maar het marxisme trok meer dan het christendom, hoewel ‘zorg voor de naaste’ een leidend christelijk thema bleef en in die zin aansloot bij de nieuwe heilsleer.
Wat Martien Bron goed beschrijft is Vogelaars maatschappelijke roeping en geldingsdrang. Die waren zo sterk dat hun persoonlijk leven, dat begon in 1971 en eindigde in 1983, in het gedrang kwam. Terwijl Bron gaandeweg een gezin wilde stichten, was Vogelaar dag in, dag uit en avond aan avond aan het werk: als welzijnswerker en als bestuurslid van de Algemene Bond van Onderwijzend Personeel (ABOP). Ze had het bij de vakbond niet gemakkelijk, als vrouw niet en niet als lid van de CPN in dit PvdA-bolwerk. Met veel doorzettingsvermogen trachtte Vogelaar haar idealisme en feminisme gestalte te geven.
Bron beschrijft van binnenuit hoe het de aankomende Horst-elite als nieuwe vrijgestelden (de term is van socioloog Herman Vuijsje) in de jaren zeventig in de CPN verging: ze colporteerden met De Waarheid in hun toenmalige woonplaats Utrecht, werden soms weggekeken en dan weer onthaald, maar eenvoudig was dat colporteren nooit. Bron en Vogelaar krijgen twijfel over de koers van de nog immer door de gestaalde kaders gedomineerde CPN maar terwijl Bron afknapt op de partij, blijft Vogelaar de CPN lang trouw, in de hoop een verandering ten goede te bewerkstelligen. In zekere zin lukt dat ook: na de afzetting van de Nederlandse Stalin Paul de Groot (foto) als gevolg van de desastreuze verkiezingsnederlaag in 1977 toen de partij met de ook door Bron lachwekkend gevonden leus ‘Van Agt eruit, de CPN erin’ van zeven terugviel tot twee zetels.
Het is tekenend voor de dociele houding van de intelligenstsia dat de stalinist Paul de Groot zo lang werd gedoogd, ook al waren er al een aantal van hen tot de hoogste gelederen van de partij doorgedrongen. Pas de bizarre beschuldiging van De Groot dat de regering de Molukse treinkaping had benut voor verkiezingswinst en zo de CPN klein kreeg kostte hem de kop. Bron worstelt duidelijk met de stalinistische gewoonten en praktijken in de partij en dat pleit voor hem.
Bron en Vogelaar maken zich uiteindelijk los van de partij maar ook van elkaar – al krijg je uit Zij zocht zichzelf niet de indruk dat Bron nog met veel liefdevolle draden aan haar verbonden is gebleven. Maar terwijl Bron een gezin sticht en opgaat in het alledaagse leven, bleef Vogelaar de ambitieuze idealist die zich met talloze bestuursfunctie staande probeerde te houden in de harde wereld van vakbond en politiek. Ze zou betrekkelijk anoniem zijn gebleven als een van de vele linkse babyboomers die een ‘mars door de instituties’ zou maken als in 2007 niet het ministerschap (zonder portefeuille) van Wonen, wijken en integratie op haar pad kwam in het kabinet Balkenende IV (2007-2010).
Ze werd bekend als naamgever van de ‘Vogelaarwijken’, achterstandswijken in Nederland die ‘prachtwijken’ moesten worden. Ze hield het slechts anderhalf jaar uit en werd geloosd door de top van de Partij van de Arbeid met voorop Wouter Bos. Grotere tegenstelling dan tussen de van Shell afkomstige Bos en De Horst-alumnus Vogelaar was niet denkbaar. Treurig blijft nog altijd het beeld van Vogelaar die minutenlang zwijgend blijft staan tegenover de hondsbrutale en uitdagende Rutger Castricum (dat die hoernalist nog altijd prominent op de buis te zien is blijft onbestaanbaar, zoiets kan alleen in Hilversum).
Ze schreef over haar ministerschap met haar nieuwe partner Onno Bosma, ook afkomstig Algemene Bond van Onderwijzend Personeel en eveneens enige tijd lid van de CPN, een boek en had nadien tot haar ontijdige dood een aantal commissariaten. Misschien moet je zeggen dat ze karakterologisch niet geschikt was voor het ministerschap – wat niet tegen haar pleit, want in deze wereld van achterbaksheid en intriges, gekoppeld aan mediageile hoernalisten als die van Geen Stijl destijds (het is nu, met de uitbreiding van sociale media alleen maar moeilijker geworden in de politiek) moet je wel een schaap met vijf poten zijn om dit uit te houden. Of dit mislukte ministerschap en de beeldvorming rondom haar persoon mede geleid hebben tot haar zelfgekozen dood blijft gissen.
Ook Bron stond voor dat raadsel en het is mede om die reden dat hij na haar dood het spoor terug gevolgd heeft naar hun studietijd en hun liefde. Hij schreef een indringend en haarscherp portret van hun relatie en van ‘workaholic’ Ella Vogelaar. En dat onder een goed gekozen titel die tweeledig kan worden geduid. Zij zocht zichzelf niet, want ze leefde niet voor zichzelf maar voor anderen. Maar ook: ze is zichzelf kwijtgeraakt in haar onophoudelijke zoektocht de wereld te verbeteren. Een tragisch en aangrijpend boek.









