Woensdagmiddag 20 april jongstleden hield ik een lezing in het Auditorium van de Vrije Universiteit over het boek Een oorlogsplaquette ontrafeld. Het herdenkingsmonument 1940-1945 van de Vrije Universiteit Amsterdam. In dit boek schreef ik, op basis van samen met Tjeerd de Jong verricht onderzoek, biografieën van 90 mensen, wier naam staan vermeld op de oorlogsplaquette op de eerste verdieping van het hoofdgebouw van de VU. Van veel van die levens was weinig tot niets bekend. Nu zijn ze, in de woorden van emeritus-hoogleraar kunstgeschiedenis Ilja Veldman (wier vader Harm Veldman een van de namen op de plaquette is), ‘van onbekenden bekenden geworden’ en is hun levensgeschiedenis tot leven gewekt. In de lezing ging ik in op de zoektocht naar de uiteenlopende levens achter de namen en besprak ik ook dat wat ze gemeen hadden: hun dood tijdens en (veelal) ten gevolge van de oorlog. Mijn lezing en de andere lezingen die woensdagmiddag zijn hier terug te zien: https://vimeo.com/event/2024479/videos/699042455/ De levensbeschrijvingen zelf zijn te vinden op https://www.geheugenvandevu.nl/dossiers/digitaal-monument-1940-45
Werkend aan het boek besefte ik de afgelopen jaren dat mijn belangstelling eigenlijk altijd is uitgegaan naar de daders, Hitler en de andere kopstukken van het naziregime voorop. Ik las en schreef over hen in een poging dit kwaad te doorgronden – hartstochtelijk toegejuicht kwaad van een aanbeden kliek die bezig was anderen het leven zuur te maken of zelfs regelrecht te vernietigen. Met de mensen die door die vernietigingsdrang bedreigd werden en in verzet kwamen tegen dit onrecht hield ik me minder bezig. Tot het onderzoek naar de mensen op de plaquette in beeld kwam.
Dit beloofde geen eenvoudig onderzoek te worden. Wijlen kerkhistoricus en dominee Jan Ridderbos, die in zijn in 2015 verschenen boek Predikanten in de frontlinie (afbeelding) enkele mensen beschreef van de 90 die op de plaquette staan vermeld, waarschuwde me al voor de problemen waar ik bij het onderzoek zou stuiten.
Immers, achter veel van de namen op de plaquette gingen jonge mensen schuil, studenten van soms slechts 20 jaar oud. Wat zou erover hen te vinden en te vertellen zijn? En: hoe houd je de levensverhalen van maar liefst 90 mensen uit elkaar, hoe zorg je ervoor dat ze ieder afzonderlijk voor je gaan leven, zodat je er goed over kunt schrijven? De oplossing diende zich aan in de persoon van Tjeerd de Jong, een uitstekend onderzoeker die zelf letterlijk en figuurlijk verwant was met de plaquette: zijn oom, gereformeerd predikant Hantje de Jong (foto), is een van de mensen op de plaquette.
Door de gesprekken met Tjeerd begonnen de gevallenen te leven en drong eerst goed tot mij door wat een oorlog betekent voor gewone burgers die hun leven na mei 1940 ontregeld zagen. Hun reactie op de oorlog was zeer verschillend: de meeste mensen op deze plaquette gingen in verzet tegen de bezetter. Dat verzet kon heel verschillend zijn en gebeurde ook vanuit heel verschillende posities: rector magnificus Victor Rutgers (foto) bijvoorbeeld probeerde aanhoudend de Duitse maatregelen ter discriminatie van Joodse studenten te traineren en te dwarsbomen. Hij groeide uit een groot en belangrijk man in het verzet, groot genoeg om de Nederlandse regering te adviseren over dat verzet en over de inrichting van naoorlogs Nederland. Zijn poging de Nederlandse regering in Londen te bereiken mislukte evenwel jammerlijk en Rutgers stierf in februari 1945 in gevangenschap.
Heel anders was de positie van studenten. Zij kwamen net aan of studeerden slechts enkele jaren toen de bezetting begon. Verscheidene gereformeerde studenten (onder wie Jan Goldschmeding (foto), Wiet Dijkman en Cornelis Dijksterhuis) waren actief voor het in 1943 opgerichte Trouw en betaalden voor dat verzetswerk met hun leven. Andere studenten, zoals Evert Hissink en Arnold van den Hoek, weigerden de loyaliteitsverklaring te tekenen en werden gedwongen te werk gesteld in Duitsland waar ze omkwamen als gevolg van geallieerde bombardementen – ja, zo wreed en willekeurig is oorlog.
Er waren ook anderen die omkwamen als gevolg van willekeur, van Duitse willekeur wel te verstaan. Nadat er in september 1944 wapens voor het verzet waren aangetroffen in de Keizersgrachtkerk ging de Grüne Polizei op zoek naar dienstdoend predikant B.A. Knoppers maar die werd niet gevonden. Daarop werd een andere gereformeerd predikant – Taeke Ferwerda – uit zijn huis gehaald voor verhoor. Voordat goed tot hem doordrong wat erg gebeurde werd hij doodgeschoten.
Ferwerda (foto) was 68 jaar en had niets met de wapens in de Keizersgracht te maken. Hij was een van de oudste ingeschreven studenten aan de VU: Ferwerda was in 1895, bijna vijftig jaar voor zijn dood, aangekomen op de VU. Hij was niet de enige oude alumnus die – zonder dat hij actief deel had aan de oorlog – door zo’n wreed lot werd getroffen. Ook Sietse Oene Los trof dat lot. Hij was 73 jaar oud toen een geallieerd bombardement, gericht op lanceerinstallaties van V2-wapens in Den Haag, hem in oktober 1944 trof.
Zo onschuldig was ook de jonge Theodoor Krüger, kleinzoon van voormalig minister-president Theo Heemskerk. Hij was op de verkeerde tijd op de verkeerde plaats. Op weg naar zijn verloofde naar Elburg kwam hij in oktober 1944 langs Putten, waar bij wijze van vergelding voor een aanslag op officieren van de Wehrmacht de razzia aan de gang was waarbij 600 mannen werden opgepakt. Ook Krüger, die als zoveel anderen stief in Neuengamme.
Ferwerda, Los en Krüger waren gereformeerden voor wie de Vrije Universiteit de logische plaats was om te studeren. En dat gold ook voor de drie genoemde Trouw-medewerkers. Maar niet allen op de plaquette waren gereformeerd, niet allen begonnen hun studie aan de VU. Verscheidenen kwamen van andere universiteiten, soms om een ander vak te volgen.
Dat gold bijvoorbeeld voor Paul Herman Sluiter (foto), die in 1937 verzekeringswiskunde aan de VU kwam studeren, na eerst een studie wis- en natuurkunde te zijn begonnen aan de Universiteit van Amsterdam te zijn begonnen. Ook Martha van Konijnenburg, studente rechten aan de UvA, studeerde door aan de VU en wel notariaat.
Met haar is een van de drie vrouwen op de plaquette genoemd. Saillant genoeg waren deze vrouwen van Joodse komaf. Naast Martha van Konijnenburg ook Estella Legerman en Edith Jüdell. Laatstgenoemde behoorde niet tot het wetenschappelijk maar tot het ondersteunend personeel als medewerkster van de Valerius-kliniek, waar ze werkte als laborante. De directeuren van de VU hadden in de jaren dertig overigens liever gezien dat er iemand aangesteld was die de gereformeerde beginselen was toegedaan…
Maar – zo is het ook wel weer – toen de Joodse student Herbert Weis, in het nauw gedreven door de anti-Joodse maatregelen anno 1941, zich probeerde in te schrijven aan de Vrije Universiteit gaf de in alles goede rector magnificus Rutgers toestemming. Het heeft Weis niet kunnen behoeden voor deportatie: hij werd in juli 1943 vermoord in Sobibor.
Het waren niet alleen studenten van andere vakken die naar de VU kwamen. Na sluiting van de Leidse universiteit in november 1940 studeerden verscheidene studenten door aan de VU. Zij waren soms van katholieke huize, zoals Vic Swane (foto), die betrokken was bij pilotenhulp en in oktober 1944 stierf in Buchenwald.
Een vijfde van de slachtoffers die op de oorlogsplaquette staan kwam om in Nederlands-Indië. Onder hen 8 predikanten. De meesten van hen werden opgesloten in interneringskampen, gewantrouwd als ze werden door de Japanse geheime dienst Kempeitai. Het overkwam onder meer Barend Schuurman en Frans Keuchenius. Anderen kwamen om op zee, zoals de predikant Pieron.
Bijzonder tragisch moet wel het lot van de oudste op de plaquette worden genoemd. Oud-premier Colijn (foto) stierf zelf in september 1944 in gevangenschap in het Duitse Ilmenau, 75 jaar oud. Twee van zijn drie zoons, Anton en Pieter, werden in Nederlands-Indië om het leven gebracht.
Ten slotte nog dit: niet iedereen werd slachtoffer van de Japanse of Duitse bezetting. Rechtenstudent Jules van Oven bijvoorbeeld stierf in december 1942 een natuurlijke dood. Bij de totstandkoming van de plaquette was dit van hem vermoedelijk niet bekend. Ook op de plaquette: een NSB’er. Johan Heinsius genaamd, een zoon van de befaamde bioloog Han Heinsius. De samenstellers van de plaquette hebben nooit geweten van de politieke voorkeur van deze alumnus, anders zou zijn naam nooit zijn vermeld. Dat het wel gebeurd is, geeft nog eens aan hoe ingewikkeld het in die eerste naoorlogse jaren was om de juiste informatie bij elkaar te sprokkelen. Niettemin zijn de samenstellers daar in het overgrote deel van de gevallen zeer goed in geslaagd. Het resultaat is indrukwekkend.
Ik heb hiervoor nog slechts enkele namen naar voren gehaald. Ik had allen kunnen noemen, want het zijn stuk voor stuk indrukwekkende levensverhalen van mensen die, met uitzondering van de beruchte en genoemde uitzondering, ongewild bij de oorlog werden betrokken en zich ieder op eigen wijze tot die oorlog verhielden. Ik hoop dat u van die levensverhalen kennis wilt nemen, want deze mensen verdienen het aan de vergetelheid te worden ontrukt. En indachtig de gruwelijke oorlog van Poetins Rusland tegen Oekraïne: oorlogen zijn niet van gisteren, ze betrekken er nog steeds burgers bij zich daartoe op hun manier moeten verhouden. Laat ons de mensen van de VU-gemeenschap herdenken – en in gedachten zijn bij degenen die het slachtoffer zijn geworden van een nieuwe dictator.









