Op donderdagmiddag 14 april sprak ik bij de presentatie van het boek ‘Er lag vreemde dreiging over alles’. Levensbeschrijvingen van gevallenen in de Tweede Wereldoorlog uit de gemeenschap van de Theologische Universiteit Kampen onderstaande lezing uit. Met Tjeerd de Jong beschreef ik zes van de vijftien portretten van gereformeerden, wier levensgang voor en tijdens de oorlog ik hier besprak. In het onder redactie van collega George Harinck verschenen boek staat hun levensverhaal en hun tragische einde uitgebreid opgetekend. In de lezing deed ik iets dat ik in de afzonderlijk beschreven biografieën niet kon doen: een vergelijking trekken tussen de zes levens.
De gebiografeerden (Sietse Oene Los, Huibert Antonie van Andel, Barend Schuurman, Roelof Jan Dam, Kornelis Sietsma en Jacobus de Koning) deelden, om te beginnen, dit: met uitzondering van Roelof Jan Dam studeerden vijf van hen zowel aan de Theologische Hogeschool Kampen als aan de Vrije Universiteit, alle vijf in die volgorde, alsof de hiërarchie tussen de Hogeschool en de Vrije Universiteit ook na het vertrek van de theologen Herman Bavinck en Petrus Biesterveld rond de eeuwwisseling ook onder studenten bleef bestaan.
Bovendien waren allen geboren in de laatste dertig jaar van de negentiende eeuw, de jaren dus van belofte en ontwikkeling van het gereformeerde leven, toen ‘het wonder van de negentiende eeuw’ (naar het boek van Hendrik Algra uit 1966) organisatorisch gestalte kreeg via de Doleantie van 1886 en de stichting van de Gereformeerde Kerken in Nederland, die Dolerenden en Afgescheidenen bijeenbracht.
Wel waren er forse leeftijdsverschillen: terwijl de oudste onder hen, S.O. Los (foto), geboren in 1871, de totstandkoming van de Gereformeerde Kerken als jongeman beleefde, waren maar liefst drie van de zes geportretteerden (Dam, De Koning en Sietsma) nadien geboren en wel in hetzelfde jaar: 1896. Van de twee overigen behoorde Van Andel, geboren in 1875, tot de generatie van Los, terwijl Schuurman, hoewel zeven jaar ouder (geboren in 1889), tot de generatie van Dam, De Koning en Sietsma behoorde.
Twee van de vier, Van Andel en Schuurman, kwamen om in gevangenschap in Nederlands-Indië, de andere vier onder Duitse bezetting. Van de twee Indiëgangers was Huib van Andel geboren als zoon van een koopman, Barend Schuurman als zoon van een predikant. Beiden werden bij aanvang van hun studie lid van het studentencorps Fides Quaerit Intellectum. De twee Indiëgangers gingen in de loop van hun leven behoren tot een soort van elite, niet alleen door studie en bekwaamheden maar ook door hun huwelijken: Van Andel trouwde met Jacqueline Rutgers, dochter van Frederik Rutgers, een van de eerste hoogleraren aan de Vrije Universiteit, en als zus van jurist Victor Rutgers, die zo moedige rector magnificus van de Vrije Universiteit.
Barend Schuurman (foto) zou door zijn huwelijk met Hester Nijhoff, een zus van de bekende dichter Martinus Nijhoff, indirect deel uitmaken van een culturele elite. Nijhoff, een van de grote dichters van Nederland, zou zijn zwager herdenken in het gedicht Gedenkenis, dat begon met dit couplet:
Afgelegd is de weg
van een wieg in het westen naar een oostelijk graf,
afgelegd is de last,
de pelgrimsstaf.
Schuurman was in 1921 naar Indië vertrokken vanuit een destijds nog algemeen geaccepteerde en vanzelfsprekende gedachte dat het christendom gebracht moest worden naar alle einden der wereld. Schuurman werd in 1943 door de Japanners gearresteerd en geïnterneerd. Hij werd gemarteld omdat hij ervan verdacht werd leider te zijn van het verzet van geestelijken dat werkte onder de dekmantel van de Christelijk Kerk van Oost-Java. Hij stierf op 6 juli 1945.
Huib van Andel (foto) was in 1911, tien jaar voor Schuurman, in Indië aangekomen. Hij werd in 1942 gearresteerd. Van martelingen is, anders dan bij Schuurman, niets bekend. Maar Van Andel, bij zijn arrestatie 67 jaar, raakte uitgeput van de gevangenschap. Hij stierf in maart 1945, bijna 70 jaar oud.
Van de vier die onder de Duitse bezetting leefden en stierven was Sietse Oene Los de oudste en misschien moet je zeggen: de meest onschuldige. Daarmee bedoel ik: hij doorstond de oorlog zonder in verzet te gaan. Los was drukker met de twisten in de Gereformeerde Kerken dan met de oorlog. De twisten, die zouden leiden tot de Vrijmaking, hielden hem sterk bezig. Hij sympathiseerde met de latere Vrijgemaakten maar ging desondanks niet met hen mee. Los’ einde was tragisch: hij werd op 18 oktober 1944 slachtoffer van een geallieerde aanval door zes vliegtuigen van de Royal Air Force op V2-lanceerinstallaties in Den Haag. Hij werd 73 jaar oud.
De andere drie (Dam, De Koning en Sietsma) stierven als gevolg van verzetsdaden. Ze waren alle drie geboren in 1896 en bij het begin van de oorlog 44 jaar. Dat is niet zo oud als de eerder beschrevenen, maar toch ook niet jong. Oud genoeg om een baan te hebben, verantwoordelijkheden te dragen en een gezin te stichten, wat ze alle drie deden.
En dan toch zo moedig om in verzet te gaan… De mannen lijken een verschillend karakter te hebben gehad maar ze hadden dit gemeen: hun gereformeerde levensovertuiging die hen antithetisch deed denken. De een meer dan de ander. Het leven van Roelof Jan Dam (foto) was zo doortrokken van antithetisch denken dat zijn leven een aaneenschakeling van conflicten lijkt te zijn geweest: conflicten met zijn promotor Pos, met zijn dominee (J. Overduin) in Kampen en tenslotte met de Duitse bezetter.
Zijn principiële karakter pakte ditmaal goed uit, deed hem standvastig zijn en uitgroeien tot een verzetsheld. Wonderlijk maar waar: het einde lijkt toegesneden op het karakter van Dam, die in maart 1945 bij een straatcontrole in Loon bij Assen staande werd gehouden en in bewaring werd gesteld. Tijdens een verhoor greep hij naar de revolver van een lid van de Sicherheitsdienst. Bij de daaropvolgende schermutseling raakte Dam gewond. Op 10 april 1945 werd hij gefusilleerd.
Ook De Koning en Sietsma kunnen zonder schroom als verzetshelden worden omschreven. Het huis van De Koning (foto) in Schipluiden (nabij Delft) groeide uit tot een trefpunt van onderduikers en een steunpunt van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers en de Landelijke Knokploegen (LO-LKP). Naar getuigenis van medegevangenen spaarde De Koning zich het spaarzame voedsel uit de mond voor anderen. Hij stierf op 14 december 1944 aan een darmontsteking.
Sietsma (foto) keerde zich na de bezetting in zijn preken tegen het nazisme dat hij als heidendom beschouwde, haaks staand op het christendom. Hij werd verraden door twee infiltrerende kerkgangers en beleefde zijn einde in 1942 in concentratiekamp Dachau, waar hij aan ontberingen bezweek.
Deze zes mannen hadden uiteindelijk een diep beleefd christelijk geloof gemeen. Dat geloof leidde hen tot verschillende levenskeuzes: sommigen werden overvallen door de bezetting, hetzij in Nederland, hetzij in Nederlands-Indië, anderen waarschuwden al vroeg tegen het nationaalsocialisme. Allen werden slachtoffer van een brute, niets ontziende bezetter die – zowel in Nederland als in Nederlands-Indië. Hoe tragisch hun levenslot ook was, zij allen geloofden in uitzicht, op een leven na dit leven en in de belofte die geschreven staat in het Bijbelboek Openbaring: “Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan.”







