Een nieuwe biografie van Lenin was te verwachten nu de Russische Revolutie een eeuw geleden plaatsvond. Maar dat de biografie van Victor Sebestyen zo goed is mag een aangename verrassing worden genoemd. Eindelijk een boek zonder eindeloze exegeses van Staat en revolutie of Materialisme en empirio-criticisme, de schotschriften waarmee de machtsbeluste Lenin te keer ging tegen zijn opponenten. Sebestyens biografie gaat in op de mens achter de revolutionair die er zijn hele leven naar streefde de wereld anders achter te laten dan hij hem aantrof – de wereld heeft het geweten.
Wellicht merkwaardig voor iemand die nimmer lid geweest is van een communistische partij of ook maar ooit op de CPN heeft gestemd, maar Lenin heeft mij altijd gefascineerd. Misschien omdat hij een intellectueel in de politiek was? Of omdat hij rebelleerde tegen de bestaande (godsdienstig gelegitimeerde) orde en daarmee appelleerde aan mijn altijd sluimerende levensbeschouwing dat de samenleving geen grondslag kent en alles ineens in chaos kan veranderen en verzinken?
Hoe dit ook zij, toen ik negentien jaar werd kreeg ik van een bevriende neef het eendelige werk uit de verzamelde werken van ‘W.I. Lenin’, getiteld Marx-Engels-Marxisme en uitgegeven door de ‘uitgeverij voor literatuur in vreemde talen’ in Moskou. Het bevatte uittreksels uit de bekende schotschriften van Lenin en telde ruim zeshonderd bladzijden, inclusief een zaakregister met termen als ‘Kautskionisme’, ‘Trade-Unionisme’ en ‘Proudhonisme’ – als jong student drong het venijn dat van de pagina’s droop niet direct tot me door, al deed de foto van de wrede kop (hoofd is hier een te braaf woord) van Lenin op de binnenpagina’s wel vermoeden dat hier geen brave kinderboekenschrijver aan het woord was.
Lezing van het werk bevestigde al snel dat Lenin een onaangename, dwingende persoonlijkheid was die op een mensenleven meer of minder niet keek. Sindsdien probeer ik de Lenin-historiografie enigszins te volgen, al is dat gezien het vele dat er nog steeds over hem wordt gepubliceerd nauwelijks te doen.
Die historiografie is intussen sterk veranderd. Terwijl over Stalin al ten tijde van het ‘reëel bestaande socialisme’ vele kritische studies verschenen werd over Lenin tot de ondergang van de Sovjetunie altijd met een zekere eerbied gesproken. Als voorbeeld in Nederland kan Lenin. Filosoof van de revolutie gelden, geschreven door de eens (of altijd?) communistische historicus Ger Harmsen. Dat boek verscheen in 1970, toen de studentenrevolte volop aan de gang was en een grote ontvankelijkheid voor onze ‘filosoof in de politiek’ bestond. Nu is Lenin. Filosoof van de revolutie helemaal geen slecht boek. Harmsen staat niet kritiekloos tegenover zijn held, zoals mag blijken uit zijn oordeel dat Lenin bepaald conservatief in de cultuur stond en gedichten als die van Majakovski helemaal niet pruimde en ook abstracte moderne kunst helemaal niet kon waarderen.
Niettemin dacht en schreef Harmsen (foto) binnen het marxistische denkraam dat toen in bepaalde kringen gangbaar was. Lenin. Filosoof van de revolutie was geen schaamteloze hagiografie, eerder een verhulde. Niet alles wat Lenin deed was volgens Harmsen welgedaan, maar de Oktoberrevolutie was dat wel.
Harmsen stond daarmee in een communistische traditie die binnen en buiten de Sovjetunie tot 1991 gangbaar was: de Russische Revolutie werd verdedigd en aanvoerder Lenin kon geen wezenlijk kwaad doen in de historiografie. Stalin was in de ogen van veel linkse historici verantwoordelijk voor de bloedige ontsporing van de revolutie. Ook de Sovjetleiders dachten zo: Chroesjtsjov, Gorbatsjov – ze wilden later allebei terug naar het ‘leninisme’, terwijl Lenin niets op had met (‘burgerlijke’) democratie. De bolsjewiek wenste geen macht te delen en maakte daarom al snel een einde aan de democratische aspiraties die in het woelige revolutiejaar 1917 in Rusland wel degelijk leefden.
De machtsmens Lenin, de strateeg en (vooruit) ‘de filosoof’ van de revolutie stonden in de meeste biografieën centraal. Niet in alle, zoals beroepsbiograaf Ronald W. Clark (die ook minutieuze boeken schreef over onder meer Freud en Einstein) in 1988 bewees met Lenin. The man behind the mask, een boek dat ik ook al eens van een vriend kreeg en onlangs parallel aan dat van Sebestyen las.
Clarks boek werd in 1988 postuum gepubliceerd, net voor de val van de Muur en dus voor de (tijdelijke) openstelling van de Sovjet-archieven. Het is een uitstekende studie over de mens Lenin maar beschrijft hem zonder oordeel. Sebestyens biografie is geschreven nu het communisme al lang en breed ter ziele is in Rusland en Oost-Europa. Hij kan uit meer bronnen putten en is als auteur bovendien veel meer aanwezig dan Clark. Normaal gesproken zou je zeggen: ongewenst, al die oordelen. Maar in dit geval is het nuttig, aangezien Sebestyen met subtiele zinnen laat zien hoe manipulatief, dwingend en doelgericht de eerste Sovjetleider te werk ging.
Lenin. The Dictator is de oorspronkelijke titel van dit boek. Daarmee lijkt Sebestyen zichzelf enigszins tekort te doen, want we krijgen zowel leven en legende van Lenin, zoals de ondertitel van de Nederlandse titel luidt. Toch dekt de Engelse titel de lading. Over Hitler schreef Loe de Jong (foto) in het eerste deel van zijn Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog dat hij gekenmerkt werd door een ‘monomane bezetenheid’ en een ‘aan waanzin grenzende behoefte om te domineren’. Van Lenin zou hetzelfde kunnen worden opgemerkt: de man was al vroeg bezeten van de gedachte een revolutie in Rusland te willen ontketenen. En hij domineerde van jongs af aan zijn omgeving. Niet voor niets was Vladimir Iljitsj het meest aanwezige en veeleisende kind van de zes die schoolopzichter Ilja Oeljanov en zijn vrouw Maria voortbrachten.
Het is al honderden keren verteld maar het blijft mateloos fascinerend nog eens na te denken over de mislukte aanslag die oudste broer Alexander (foto), de dromerige, enigszins wereldvreemde maar wel karaktervaste natuurkundestudent samen met anderen in 1887 pleegde. Precies dertig jaar voor de Russische Revolutie deed de student een compleet mislukte poging Tsaar Alexander III te vermoorden. Hij werd opgehangen, alle pleidooien van moeder Maria Oeljanov om hem in leven te laten ten spijt. De dood van zijn wereldvreemde broer bezorgde Vladimir een levenslange haat tegen de liberalen, die het gezin negeerden en verachtten.
Wat opvallend is en blijft: de volstrekt pragmatische en doelgerichte aanleg van Lenin. Hij zag niets in aanslagen, idealiseerde de arbeidersklasse niet, wantrouwde die veeleer en zette het marxisme in voor zijn eigen doeleinden. Het ging steeds om macht en machtsvorming. Die doelgerichte machtsbelustheid in combinatie met zijn dominante persoonlijkheid maakten van hem dé leider van de bolsjewieken en uiteindelijk ook de winnaar van het turbulente oorlogsjaar 1917.
De eveneens in Simbirsk geboren showman en geboren redenaar Alexander Kerenski (de dominerende figuur in de voorlopige regering die na de Februari-revolutie was aangetreden, foto) legde het af tegen de sluw en krachtdadig opererende Lenin die zijn aarzelende partijgenoten in oktober dwong in actie te komen onder het motto ‘nu of nooit’. Zijn consequente inzet ‘vrede en brood’ betaalde zich uit: boeren en soldaten, de oorlog moe, waren gevoelig voor die leuze, hoewel ze niet wisten dat Lenin (van goed burgerlijke komaf) eigenlijk minachting koesterde voor de boeren die hij als benepen en bekrompen beschouwde.
Eenmaal aan de macht bleek Lenin zijn instinct niet te hebben verloren. Met alle mogelijke tactische zwenkingen hield hij het communistische regime in het zadel, ook door iedere mogelijke oppositie of tegenwerking de kop in te drukken. De befaamde Amerikaanse historicus Richard Pipes heeft na de ondergang van het communisme op basis van de Sovjet-archieven in De onbekende Lenin al eens een onthutsend beeld geschetst van de meedogenloze dictator Lenin, die met zijn voortdurende roep om de doodstraf voor tegenstanders van het regime een klimaat schiep waarin de Grote Terreur onder Stalin later tot wasdom kon komen.
Als iets het marxistische dogma logenstraft dat maatschappelijke wetmatigheden bepalend zijn in de geschiedenis, dan wel de Russische Revolutie. Natuurlijk, zonder Eerste Wereldoorlog geen revolutie, maar het was Lenin die de chaos in 1917 het best benutte. De Sovjetleider ontpopte zich tot een dictator maar bleek, anders dan Stalin, geen sadistische en paranoïde persoonlijkheid. Nadat hij door verscheidene beroertes in 1922 en 1923 was geveld en zo uitgeschakeld werd als leider van de Sovjetunie, raakte hij in de greep van Stalin die bezoek aan hem regelde en datzelfde bezoek verbood om met het politieke dier Lenin over politiek te spreken, zogenaamd om hem voor teveel inspanningen te behoeden.
Lenin zag te laat in hoe gevaarlijk de ‘geweldige Georgiër’ was. Hij riep zijn partijgenoten in zijn befaamde laatste en jarenlang geheim gehouden testament nog wel op Stalin (foto) uit zijn functies te ontheffen, maar het mocht niet meer baten. Hoe zou hij gereageerd hebben als hij wist wat wij nu weten: dat Stalin een sadistische en paranoïde persoonlijkheid was? Hij zou vermoedelijk verbijsterd zijn. Want hoewel meedogenloos, over iets als een geweten – hoe gebrekkig functionerend ook – lijkt Lenin wel te hebben beschikt.
En daarbij: met een zekere loyaliteit aan zijn partijgenoten en zelfs aan zijn tegenstanders, zoals bleek toen hij – zelf inmiddels doodziek – hoorde dat zijn oude opponent Joeli Martov (de man met wie hij had gebroken na de scheuring van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij in 1903) in 1923 was gestorven. Al kan dat sentiment ook zijn voortgekomen uit zijn fysieke onmacht, want in de kracht van zijn leven kon hij genadeloos zijn voor iedereen die met hem van mening verschilde. Partijleiders die hem niet welgevallig waren, werden verbannen uit de binnenste cirkel van de macht, een dubieus gebruik dat onder Chroesjtsjov (foto) weer in ‘ere’ werd hersteld.
De methodes die Stalin in zijn 25-jarige regeerperiode (1928-1953) tussen Lenin en Chroesjtsjov toepaste, hadden echter meer invloed op de communistische wereld. Stalins wraakzuchtige afrekening met de oude garde in de jaren dertig eindigde niet zomaar in (massa)moord – de massamoord werd voorafgegaan door wantrouwen, verraad, koerszwenkingen en uiteindelijk bizarre bekentenissen van nooit begane misdaden, gevolgd door de kogel.
Dit paranoïde en sadistische stalinisme zou veel kenmerkender zijn voor de wereld van het communisme dan het weliswaar keiharde maar ‘zakelijke’ Leninisme, hoezeer communisten tot de val van de Muur ook met het Leninisme schermden. De stalinistische paranoia, die tussen 1924 en 1991 de klok zou slaan, gaf het ‘reëel bestaande socialisme’ een uniek, nooit vertoond gezicht, zelfs niet te vinden bij het nationaalsocialisme en het fascisme. Sebestyen heeft de hartstochtelijke, driftige, woedende en berekenende man die Lenin moet zijn geweest briljant beschreven. Het wachten is nu op een boek dat communisme en paranoia bij elkaar brengt en tracht te verklaren.