H.M. Kuitert, de theoloog die de geschiedenis ontdekte en zijn geloof verloor

De theoloog H.M. (‘Harry’) Kuitert is gestorven. Ik heb zijn werk lang genegeerd. Kuitert was eens een overtuigd predikant in de gereformeerde kerken (synodaal) en verloor pas laat en langzaam zijn geloof. Hij legde van dat verlies rekenschap af in boeken die sterk bekritiseerd werden door protestantse theologen en ‘gewone’ gelovigen, hoewel hij ook veel bijval kreeg van andere gelovigen die twijfelden aan de geharnaste geloofswaarheden waarmee ze in hun jeugd waren groot gebracht. Ik volgde de ‘strijd om Kuitert’ zijdelings maar die strijd liet me koud. Ik las Anton Constandse, Pieter Geyl, W.F. Hermans, Jean-Paul Sartre, Simone de Beauvoir en Albert Camus. Figuren die, bij alle verschillen, al jong vrijdenkers waren. Waarom deed Kuitert, jonger dan alle genoemden, er dan zo lang over om (naar een term van hemzelf) in ‘open zee’ te geraken? Het antwoord is tweeledig: hij kwam uit de sterk verzuilde gereformeerde wereld en is zelf lang in de ban gebleven van de theologische constructies, die hij een voor een zou gaan ontmaskeren als ‘menselijk, al te menselijk’.

gert-peelen

Het was de socioloog Gert J. Peelen (foto), die mijn interesse voor Kuitert deed ontwaken. Op 7 maart 2014 organiseerde het Historisch Documentatiecentrum aan de Vrije Universiteit een congres over ‘Turning Points’ in de biografie. Ik was bij de organisatie betrokken en nodigde Peelen uit als spreker, aangezien hij werkte aan een biografie van Kuitert. Het contact met Peelen maakte me nog eens duidelijk hoeveel agressie Kuitert opriep bij jongere orthodoxe theologen, die ronduit woedend (het was werkelijk woede) waren op Kuitert, die eens hun leermeester was geweest maar die het gevoel hadden dat hij hun geloof had afgenomen.

Ik was eens getuige van die agressie. Peelen en ik liepen eens een oud-leerling van Kuitert tegen het lijf, die biograaf Peelen vol wrok en minachting aansprak en denigrerend vroeg hoe het met diens biografie stond. Je voelde aan alles dat de theoloog in kwestie iedere aandacht voor Kuitert teveel vond. Het was alsof Kuitert hem persoonlijk van zijn geloof had beroofd. Sinds die scene daagde bij mij het besef dat Kuitert interessanter was dan ik voor mogelijk had gehouden. Dat Kuitert zolang gelovig is gebleven en er zo lang over deed om de christelijke dogma’s af te schudden is moeilijk te volgen, maar wel te begrijpen als je kijkt naar de wereld en de tijd waarin hij opgroeide.

geelkerken

Nog voor Kuitert in 1945 aan zijn theologiestudie begon hadden de Gereformeerde Kerken in Nederland, in 1892 opgericht onder de bezielende (en dwingende) leiding van Abraham Kuyper, twee kerkscheuringen beleefd. In 1926, twee jaar na de geboorte van Kuitert, was ds. J.G. Geelkerken (foto) afgezet als predikant van Amsterdam Zuid omdat hij betwijfelde of de slang uit het paradijs (uit het Bijbelboek Genesis) wel letterlijk had gesproken. Enkele duizenden gelovigen volgden Geelkerken naar de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband, die na de Tweede Wereldoorlog opgingen in de Nederlandse Hervormde Kerk.

Prof. dr. K. Schilder

Midden in de Tweede Wereldoorlog vond een veel ingrijpender kerkscheuring plaats. In augustus 1944 maakte de begaafde Kamper theoloog K. Schilder (foto), een querulant met psychopathologische trekken, zich ‘vrij’ van de Gereformeerde Kerken, die hem eerder had geschorst. Tienduizenden gemeenteleden volgden Schilder en vormden de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt (GKV), een naam die de lading niet helemaal dekte. Zeker tot 1990 kan het GKV als een sekte worden getypeerd, die de pretentie in het vaandel voerde ‘ware kerk’ te zijn.

Curieus genoeg was Kuitert, die in 1945  theologie ging studeren aan de Vrije Universiteit, kortstondig gecharmeerd van de theologie van Schilder, iets dat hij met meer gereformeerden gemeen had. Even gecharmeerd toonde hij zich van de predikant C. Veenhof, een preektijger in Utrecht, die verder getypeerd kan worden als een eenvoudige apologeet die theologisch niet al te veel voorstelde. In retrospectief valt moeilijk te begrijpen dat een zo scherpzinnig geleerde als Kuitert kortstondig in de ban raakte van Schilder en Veenhof. Maar dan moet bedacht worden dat Schilder in het gereformeerde klimaat van die dagen als een frisse wind ervaren werd.

berkouwer

Een blijvende invloed zouden zij niet op hem uitoefenen. Dat deed wel de hoogleraar G.C. Berkouwer (foto) bij wie Kuitert aan de VU zou promoveren. Berkouwer was de man die als synodevoorzitter Schilder in de oorlog zou schorsen. Hij schreef een reeks Dogmatische Studiën die zich in omvang kan meten met het grote werk van historicus Loe de Jong over de Tweede Wereldoorlog. Maar waar de serie van De Jong over mensen van vlees en bloed ging, daar werd in Dogmatische Studiën de rijkelijk abstracte gereformeerde theologie uitvoerig besproken. Het was kost voor weinigen en het werk zou ook snel doodvallen en is nu nog slechts aan enkele gereformeerde fijnproevers besteed. Maar Berkouwer, in zijn persoonlijk leven een gezinshoofd van vele kinderen, schijnt een liberaal man te zijn geweest. Laat er geen misverstand over bestaan: ‘liberaal’ voor iemand uit de strikte gereformeerde zuil voor 1960 is iets heel anders dan liberaal in de huidige betekenis van het woord.

Berkouwer was liberaal in zoverre hij Kuitert vrij liet. Op zijn manier deed de nog gereformeerde Kuitert (inmiddels studentenpredikant in Amsterdam) mee aan de vernieuwingen. Hij geloofde nog steeds in een God die boven de wereld stond en was een van de 18 predikanten die de harde tegenstellingen tussen hervormden en gereformeerden trachtte te doorbreken. Ook toonde hij begrip voor de opstandige studenten. Meer nog: hij zag hen massaal het gereformeerde geloof vaarwel zeggen en trachtte het hoe en waarom van die geloofsafval te begrijpen.

zonder-geloof-vaart-niemand-wel

Dat is misschien wel Kuiterts grootste verdienste: terwijl ‘het vreemde sterven van het Nederlandse christendom’ (een term van historicus Peter van Rooden) begon, klaagde hij niet zoals andere predikanten over de secularisatie maar trachtte hij te doorgronden waarom mensen niets meer konden (en kunnen) met overgeleverde waarheden als zou Jezus uit de dood zijn opgestaan voor de zonden der mensheid. Aanvankelijk was dat overigens een dogma waar Kuitert nog jarenlang aan vasthield. Hij worstelde met de geloofsafval (onder meer van zijn eigen kinderen die niet meer voor het eten wilden bidden en geen zin meer hadden in Bijbellezing aan tafel) en probeerde te laten zien: zonder geloof vaart niemand wel, zoals een boektitel uit 1974 luidde. Natuurlijk te vrijzinnig voor de orthodoxe goegemeente, die zich ‘verontrust’ toonde over Kuiterts vrije omgang met het geloof. Maar het was te weinig voor de afvalligen, die zich aan geloof niets meer gelegen lieten liggen of het christendom verruilden voor het communisme. En het bleek ook te weinig voor Kuitert zelf, die langzaam maar zeker evenzeer seculariseerde als de studenten die hij op de VU voor zich had.

Hij was inmiddels (in 1967) hoogleraar geworden aan de Vrije Universiteit, maar niet als opvolger van Berkouwer op de leerstoel Dogmatiek. Nee, hij mocht slechts ‘inleiding Dogmatiek’ geven, voor het overige restte hem de leerstoel Ethiek. De VU had geen zin in gezeur van ‘verontrusten’. Dat was goed gezien: een ethische studie als Suïcide. Wat is er tegen? (1983) bleef zeker niet onbesproken, maar veroorzaakte niet dezelfde commotie als zijn theologisch-dogmatische studies.

politiek

Meer aandacht trok Alles is politiek maar politiek is niet alles (1985) dat als een aanval op linkse theologen kan worden gelezen die zich ‘christenen voor het socialisme’ noemden en de Bijbel ‘materialistisch’ lazen. Materialistisch is in dit verband een ander woord voor marxistisch en heeft in dit geval met atheïsme niets van doen. Integendeel: de ‘christenen voor het socialisme’ dienden eigenlijk twee goden:de god Jezus en de god Marx. Kuitert liet, heel oneigentijds midden jaren tachtig, zien hoe belachelijk het eigenlijk was om de christelijke God voor een links karretje te spannen.Zijn aanval trof zijn aanhangers onaangenaam. Zij dachten dat hij eerst en vooral een criticus van de doorgaans conservatieve gereformeerde theologie was.

Alles is politiek maar politiek is niet alles had zijn progressieve aanhang te denken moeten geven: Kuitert was niet eenvoudig onder te brengen in een links-rechts schema. Hij ging in 1989 met pensioen en kreeg een feestbundel van zijn leerlingen en collega’s van de Vrije Universiteit. De meesten van hen waren weliswaar niet vrijzinnig maar kunnen toch als modern gereformeerd (of hervormd of katholiek – zoals de rooms-katholieke theoloog Edward Schillebeeckx) worden beschouwd.

Ter Braak

Dat Kuitert niet stil zou zitten na zijn emeritaat kwam voor hen niet als een verrassing, maar de radicale weg die hij na zijn pensioen zou gaan werd met verbijstering gadegeslagen. In 1952 publiceerde de letterkundige criticus W.L.M.E. van Leeuwen een essay over Menno ter Braak (foto), waarin hij hem vergeleek met een kind dat een wekker uit elkaar haalt om te kijken waar het tikken vandaan komt en alleen nog met losse draadjes blijft zitten.

Zo is het ook met Kuitert gegaan. Omdat hij om zich heen zag hoe algemeen het christelijk geloof betwijfeld werd schreef hij een boek onder een bijna gelijkende titel (Het algemeen betwijfeld christelijk geloof) dat meteen na verschijnen een bestseller werd. Wat bij lezing van het boek (met als ondertitel Een herziening) treft, is dat Kuitert met een beroep op de geschiedenis menig dogma verwerpt en zijn gereformeerde lezers tegelijkertijd probeert gerust te stellen. Dat Jezus ondeelbaar God en mens zou zijn, is per slot van rekening maar gewoon vastgesteld door een concilie dat eeuwen na zijn dood werd gehouden, dat de mens ‘niet geneigd tot enig goed’ zou zijn, was een vaststelling van dominees die in de 16e eeuw leefden – kortom, het was mensenwerk, onderdeel (en afhankelijk) van tijd en plaats.

betwijfeld

Het was een nuchter en in de kern humaan boek, waarin de gewone mens met zijn zorgen en twijfels verdedigd werd tegen de vele dogma’s die door de eeuwen heen op hem werden afgevuurd door de heren (dames waren het nooit) theologen. Wie het nu leest beseft dat Kuitert nog halverwege halt hield met zijn uit elkaar halen van ‘de wekker’, om de beeldspraak van Van Leeuwen te blijven gebruiken. Hij geloofde nog in een hiernamaals en gunde de schurken van deze wereld (Hitler, Stalin en de vele grote en kleine schurken voor en na hen) niet hun ‘eeuwige voorsprong’ op hun slachtoffers.

kuitert-2

In latere boeken laat hij ook de gedachte een een hiernamaals los en hoe kon het anders voor iemand die de bredere geschiedenis ontdekte? De gereformeerd opgevoede Kuitert werd immers doordrenkt met de Bijbel, dat overigens door en door Joodse boek dat Paulus een universele strekking trachtte te geven: de Joodse God (‘Jahweh’) werd via de god-mens Jezus nu ook een God voor de heidenen. Decennia lang keek ook de gereformeerde Kuitert (foto) door deze beslagen bril, alsof er geen moslims, hindoes of boeddhisten zouden zijn met hun aanspraken op wat ze als ‘de waarheid’ beschouwen.

Toen Kuitert begon te beseffen dat er eerst mensen waren, toen goden (‘heidense’, dat wil zeggen Germaanse, Griekse en Romeinse en nog meer goden die allen op de mestvaalt van de geschiedenis zouden belanden) en toen God, viel het dogmatische kaartenhuis met zijn vele menselijke, al te menselijke theologische constructies als vanzelf uit elkaar.

Ik heb elders op deze site (https://wimberkelaar.wordpress.com/2015/02/13/de-actualiteit-van-het-atheisme/) al eens betoogd dat de geschiedenis een belangrijk obstakel is om een godsdienst te belijden. Omdat godsdiensten (om het even welke ook) in een bepaalde tijd en op een bepaalde plaats ontstaan, kan geen van hen logischerwijs aanspraak maken op het predikaat ‘de weg, de waarheid en het leven’, om de woorden aan te halen die aan Jezus zijn toegeschreven. Om toch een godsdienst te belijden, is een sprong nodig.

ludwig-feuerbach

Gewonnen voor een historische en niet langer dogmatische kijk op het christendom heeft Kuitert, diep geworteld in de traditie waarin hij groot werd, zich uiteindelijk losgemaakt van het gereformeerde geloof van zijn jeugd. Hij is dat geloof ten slotte gaan opvatten als een product van verbeelding en heeft de cirkel rondgemaakt die Ludwig Feuerbach (foto) al anderhalve eeuw voor hem was begonnen te trekken: godsdienst zegt niets over boven, het zegt vooral iets over beneden.

Evenals Feuerbach wil Kuitert – na het wegstrepen van de transcendentie – van het christendom humanisme overhouden. Hij heeft de mens willen vrijwaren van vrees voor God en angst voor de dood. Kortom, de inzet van Kuitert is in wezen geen andere geweest dan die van Feuerbach: hij heeft van godsdienst mensendienst willen maken – zonder er overigens diens al te naïeve, negentiende-eeuwse kijk op de mens op na te houden. Kuitert beleefde de Tweede Wereldoorlog en de Jodenvervolging en is een kind van de twintigste eeuw, die weet dat de mens een wezen van vallen en opstaan is. Maar toch: een humanist, misschien zelfs zonder dit zelf ooit te beseffen, door zoveel draden immers van jongs af aan en tot het eind toe met het (gereformeerde) christendom verbonden.

Met een variant op de titel Van christen tot anarchist (van Ferdinand Domela Nieuwenhuis) had Kuitert een autobiografie kunnen schrijven onder de titel Van christen tot atheïst. De vele boeken die hij na Het algemeen betwijfeld christelijk geloof schreef, kunnen eigenlijk allemaal onder die titel worden samengevat. Dat is een opmerkelijke ‘werdegang’ van een man die in de gereformeerde zede werd opgevoed en die zichzelf zolang onderdompelde in de christelijke theologie. Misschien verklaart dat zijn lange weg naar het vrijdenken die anderen voor en na hem niet hebben hoeven gaan.