Friedrich Nietzsche en de vriendschap van Lesley Chamberlain

Nietzsche TurijnMet Friedrich Nietzsche onderhoud ik een haat-liefde verhouding. Soms denk ik: wat een geëxalteerde auteur, vol van heftige gedachten over de Duits-christelijke cultuur waarin hij groot werd, gedachten die almaar extremer werden naarmate zijn (zelfverkozen) isolement groter werd. Dat hij er nooit in slaagde een gangbare seksuele relatie met een vrouw aan te gaan hielp ook niet mee: het leidde tot grote frustratie en wekt enig medelijden op – medelijden, een begrip waar Nietzsche van gruwde. Maar daar staat heel wat tegenover: wat kon die man prachtig schrijven, wat een diepzinnige mensenkennis zit er in dat werk verborgen, wat is het leesbaar. Na hem een tijd ongelezen te hebben gelaten vond ik hem onlangs weer terug via een geweldig boek van de Britse schrijfster Lesley Chamberlain, dat alweer twintig jaar geleden werd gepubliceerd en in Nederlandse vertaling verscheen onder de titel Nietzsche in Turijn. Een intieme biografie.

De titel is eigenlijk te bescheiden. Chamberlain beperkt zich namelijk niet tot Turijn, waar Nietzsche eind 1888 krankzinnig werd, een gevolg van syfilis na hoerenbezoek. Ze schetst werkelijk een intieme biografie van heel dit korte en intense leven en beoogde Nietzsche nadrukkelijk weer een stem te geven in de Britse cultuur.

NietzscheDe Britten waren (en zijn?) door twee wereldoorlogen behoorlijk anti-Duits, waarbij komt dat Britse filosofen, jarenlang gepokt en gemazeld in de analytische filosofie, altijd al wat meewarig neerkeken op het in hun ogen duistere geneuzel op het continent. Zeker, er verschenen heel wat degelijke Engelse studies over de existentiefilosofie en de afzonderlijke denkers die daartoe gerekend worden, maar de filosofen die in de twintigste eeuw de toon zetten (Alfred Ayer, Bertrand Russell) moesten er weinig tot niets van hebben.

Daar kwam bij dat Nietzsche, zeker in de eerste jaren na 1945, in Engeland beschouwd werd als een voorloper van het nationaalsocialisme of tenminste als een man die met begrippen als ‘De wil tot macht’ en de ‘oppermens’ de nazi’s terminologie leverde. De wiskundig geschoolde Bertrand Russell stond naar eigen zeggen wetenschappelijk met de mond vol tanden tegenover de hardvochtige ethiek van Nietzsche die medelijden met (karakter)zwakke figuren veroordeelde. In zijn onvolprezen Geschiedenis van de Westerse filosofie (1946) schreef hij dat Nietzsche met argumenten niet weerlegd kon worden. Het beslissende argument tegen Nietzsches denken was zijn gevoel dat Nietzsche ‘de universele liefde’ minachtte die Russell als ‘de stuwkracht’ van het leven wenste te beschouwen.

Bertrand RussellWaar Russell (foto) in zijn overzichtswerk noodgedwongen beknopt is over Nietzsches biografie, daar verweeft Chamberlain zijn leven en denken zo goed, dat abstracte lezing van Nietzsches werk eigenlijk niet goed meer mogelijk is. Ze laat zien dat Nietzsche getekend was door de vroege dood van zijn vader die op 36-jarige leeftijd overleed. Nietzsche zocht zijn verdere leven naar vaderfiguren, die hij vervolgens verwierp maar van wie hij nooit helemaal los kwam. Arthur Schopenhauer was de eerste, Richard Wagner de belangrijkste. Aan beiden bleef hij zijn korte leven schatplichtig, maar vooral tegen Wagner zou hij zich steeds heviger afzetten. De componist bleek een vulgaire antisemiet, een zelfvoldaan Duitser en, misschien wel het ergste, iemand die vanuit Bayreuth zijn publiek trachtte te behagen.

Elisabeth försterWagner en zijn grote liefde Cosima hadden op hun beurt een goed oog voor de tragiek van de eenzaat Nietzsche, die voortdurend vocht om aandacht en erkenning van de meester. En die ‘opgesloten’ bleef in het gezin, waarin zijn moeder hem niet begreep en zijn zuster hem op een bepaalde manier ontglipte. Elisabeth Nietzsche (foto) had het verstand noch het intellect van haar twee jaar oudere broer maar was hem in sluwheid en boerenslimheid de baas, al was Nietzsche, zo laat Chamberlain goed uitkomen, op dat punt ook niet voor een kleintje vervaard. Misschien is dit wel belangrijker dan haar veelbesproken antisemitisme en haar partijlidmaatschap van de NSDAP in de herfst van haar lange leven.

Als ‘kind tussen twee vrouwen’ had Nietzsche iets meelijwekkends, al had hij dit zelf een gruwelijke kwalificatie gevonden. Dat, en zijn stijf-burgerlijke opvoeding – niet vreemd in het midden van de 19e eeuw – hebben zijn verhouding tot vrouwen gestempeld. SalomeVeel beschreven is zijn verhouding tot Lou Salomé, zelf ook niet ‘mevrouwtje gemakkelijk’ als het op het uiten van emoties aankwam. Begin jaren tachtig ontvouwde zich het klassieke drama: Nietzsche was smoorverliefd op haar, zij vond hem vooral intellectueel interessant, maar voelde (iets, maar niet al teveel) meer voor hun gemeenschappelijke vriend Paul Ree.De foto van Nietzsche en Ree als paarden voor de wagen voor Salomé spreekt in alle knulligheid boekdelen – vooral door de manier waarop Nietzsche erbij staat: wereldvreemd.

De onbeholpen manier waarop Nietzsche haar het hof probeerde te maken en zich vervolgens heftig van haar afkeerde om haar tegen het einde van zijn leven te beschimpen heeft iets treurigs. Het heeft zijn verhouding tot vrouwen gedurig bepaald. Je zou Nietzsche voor de gelegenheid door een psychoanalytische bril kunnen beschouwen: hier was een man die hunkerde naar een seksuele en geestelijke relatie met een vrouw, die dat niet lukte en die van de weeromstuit steeds extremer werd in zijn denken, in de eerste plaats over vrouwen.

Roemrucht zijn de passages in zijn werk over vrouwen, in het bijzonder die in Aldus sprak Zarathoestra, waarin een passage (‘Van oude en jonge vrouwtjes’) besloten wordt met de bekende zin: ‘Gaat gij naar vrouwen. Vergeet dan niet de zweep!’. zarathoestraTalloze interpreten hebben daarover hun hoofd gebroken, de rooms-katholieke filosoof Cornelis Verhoeven wijdde er zelfs een boekje aan. Volgens Verhoeven zou Nietzsche met die uitdrukking niet bedoelen dat de man de zweep moet meenemen om de vrouw te temmen, maar integendeel: dat de man zich dient te herinneren dat vrouwen de zweep hanteren. Patricia de Martelaere duidde de zin anders. Nietzsche zou tweeslachtig zijn in zijn oordeel over vrouwen. Hij beschouwde hen minder als zwakke schepsels dan als gevaarlijke verschijningen, die getemd dienden te worden, vandaar de zweep.

Scherpzinniger en geestiger dan deze ernstige en wat hoogdravende interpretaties was het aardse commentaar van Russell in zijn Geschiedenis van de Westerse filosofie: ‘negen van de tien vrouwen zouden hem die zweep afhandig hebben gemaakt’. Dat commentaar is volkomen in de roos: Nietzsche stond volstrekt hulpeloos tegenover vrouwen. Is hij daarmee een klassiek geval voor Freud en zijn psychoanalyse, voor wie alle kunst en filosofie immers ‘bovenbouw’ is, sublimatie van gemiste seksuele vervulling?

Zeker zou Freud (foto)freud Nietzsches jeugd tussen twee vrouwen en zijn onvermogen tot normale (seksuele) omgang met vrouwen op het procrustesbed van zijn psychoanalyse hebben kunnen leggen. Maar zo hij dat al gewild zou hebben, hij schrok ervoor terug. In zijn autobiografie schreef Freud afstandelijk over Nietzsche. Diens intuïtieve psychologie, diens ontmaskering van het naïeve wijsgerige idealisme van zijn eeuw kwamen Freud te dichtbij. Tegenover vrienden wendde de Weense psychiater voor Nietzsche maar half gelezen te hebben – de filosoof met de hamer was te gevaarlijk voor zijn psychoanalytische project dat hij zich het stempel van oorspronkelijkheid niet wilde laten ontnemen.

Een klassiek Freudiaans geval was Nietzsche dus niet: hoe (seksueel) gefrustreerd ook, hij ontsnapt aan een eenvoudige duiding. Daarvoor is hij een te scherpzinnig denker wiens inzichten niet eenvoudig afgedaan kunnen worden als de inzichten van chamberlaineen onmachtig man in de liefde – al kan een verband tussen de steeds extremer denkende Nietzsche en zijn isolement ook niet worden ontkend. Dat het juist een vrouw is in de persoon van Lesley Chamberlain (foto) die dit verband zo duidelijk en tegelijkertijd onnadrukkelijk aantoont, is wel zo aardig. Chamberlain stelt zich op als een soort eigentijdse Lou Salomé, zonder verder haar complexen te hebben: ze wil vriendschap sluiten met de filosoof met de hamer zonder zich helemaal aan hem uit te leveren. Het is haar wonderwel gelukt. Nietzsche in Turijn werd in 1996 gepubliceerd maar heeft na twintig jaar nog niets aan waarde ingeboet, hoeveel studies er inmiddels alweer aan de filosoof zijn gewijd.