Het gemoed van mijn moeder en de zee van vergetelheid

05Op 13 januari 2015 is stierf mijn moeder, Mien Berkelaar-Van ’t Land. Ik schreef na haar sterven al een hommage en herdenk haar dezer dagen nog eens extra. Mijn moeder behoort niet bij de ‘onsterfelijken’ van deze wereld, zoals schurken als Hitler en Stalin, helden als Churchill en Mandela en kunstenaars als Shakespeare en Voltaire. Zij behoort tot het onmetelijke rijk van ‘naamlozen’ die ten grave zijn gedragen, herinnerd door hun geliefden tot met hun dood ook die herinneringen verdwijnen. Alleen al daarom wil ik haar hier (nogmaals) herinneren. Maar niet alleen daarom. Ze was haar leven lang een verzamelaar van gedichten en spreuken die ze in eenvoudige schriften bewaarde en waaruit een diep gemoed sprak.

Zou het poesiealbum nog bestaan? Dat boekje dat door ouders, docenten en vriendinnetjes werd volgeschreven met eenvoudige wensen, opdrachten en gebeden? Decennia lang kregen vooral meisjes zo’n boekje mee. Mijn moeder heeft het altijd bewaard. Het stamt uit de Tweede Wereldoorlog. Terwijl de nazi’s in Nederland in 1942 begonnen met de deportatie van Joden naar de vernietigingskampen en er van Stalingrad tot in Noord-Afrika gevochten werd tussen de ‘Asmogendheden’ en de geallieerden, schreef haar vader op 17 januari 1942, de dag waarop mijn moeder negen jaar werd:

‘Wat het leven u ook bied,06

’t Zij geluk of soms verdriet,

Laat het steeds uw streven wezen

Gods stem te beluisteren in dit leven.

Zoekt Zijn Woord, zij geeft verstand

En ’t eeuwig leven als onderpand

Daarom zij naar Christus uw streven

Dat geeft de ware wijsheid en steun in dit leven’

Haar moeder liet zich twee dagen later vergelijkbaar vroom uit:

‘Lieve Mientje,04

Wees getrouw in kleine dingen

En de Heer zal u omringen

Met Zijn rijke zegeningen;

Zal u, mits ge op Hem blijft bouwen,

Grote dingen toevertrouwen’

Het is voor wie anno 2016 leeft en dus ‘het vreemde sterven van het Nederlandse christendom’ heeft aanschouwd, nauwelijks nog voor te stellen hoe belangrijk het christelijke geloof voor mensen van die tijd was. Er was een bijna vanzelfsprekend geloof in God, bij wie men zich geborgen wist mits men zijn geboden naleefde. Hoewel…in het gezin waarin mijn moeder opgroeide bestond meer kritische zin jegens het geleerde gereformeerde geloof dan uit deze gedichten spreekt. Mijn moeder was namelijk getroffen door beenmergontsteking. Ze werd meermalen geopereerd maar moest desondanks met een handicap door het leven, evenals trouwens haar broer. Mijn grootmoeder moest sindsdien maar al te begrijpelijk niet al teveel hebben van ‘Gods goedertierenheid’, die door ‘zware’ dominees met veel pathos werd gepreekt.03

Ook mijn moeder moest niets van ‘zwaren’ hebben. Opgegroeid in Vinkeveen, sprak ze dikwijls met graagte over een hervormd predikant aldaar die tijdens de oorlog nogal deutschfreundlich was en de bijnaam ‘de Duitse herder’ had. Ze vroeg zich hardop af of Jezus wel uit de dood was opgestaan en twijfelde er soms ook aan of er wel een hemel was.

Ze was zelf geen dichter maar noteerde woorden van anderen die haar aanspraken. Uit de overgeschreven gedichten die ik hier voor me heb liggen spreekt niettemin een diep christelijk geloof. Dat had niets van doen met de gereformeerde ideologie van iemand als Abraham Kuyper, de voorman van de gereformeerde wereld waarin ze opgroeide. Kuyper gedroeg zich als zaakwaarnemer van ‘God’. Hij zette mensen met zijn zogenaamde antithese tegen elkaar op door ze in te delen in (goede) gelovigen en (slechte) ongelovigen. Hij ging zelfs zo ver gelovigen in te delen in ‘helen’ en ‘halven’. Kuyper preekte wel afhankelijkheid van God maar leefde het leven van een machtsmens voor wie het doel (verspreiding van zijn gereformeerde ideologie) de middelen heiligde.

011Mijn moeder moest daar niets van hebben, ze beklemtoonde meermalen dat ongelovigen dikwijls betere mensen waren dan (schijn)vrome orthodoxen die met hun ‘vroomheid’ te koop liepen. Haar christelijk geloof kwam voort uit kwetsbaarheid en afhankelijkheid, wat doorklonk in gebeden die ze op schrift stelde:

‘God, schenk mij een helder inzicht om te aanvaarden wat niet te veranderen is.

Schenk mij de moed om te veranderen wat in mijn vermogen ligt.

Schenk mij de wijsheid om het verschil te beseffen.

Hoewel ik het haar niet meer kan navragen vermoed ik dat hier de worsteling doorklonk die ze haar leven lang had met haar handicap. Eenzaamheid was een ander thema in haar leven, sinds haar oudere broer en twee zusters al snel het huis waren uitgegaan en zij was achtergebleven met haar ouders en de onafscheidelijke herdershonden in huize Van ’t Land.

Ze schreef in haar gedichtenschrift een gedicht over van ene Jan de Korte. Wie dat verder ook moge zijn, kennelijk drukte hij iets uit over beleefde én verlangde eenzaamheid, al schreef ze het enigszins naar zichzelf toe:

‘Alleen zijn betekent niet eenzaam07

Geldt voor mij niet als straf

Alleen zijn met mooie gedachten

Gedachten neemt niemand mij af.

Alleen zijn

Ongestoord in mijn kamer

De dingen vertrouwd om me heen

Een rustig en zuiver geweten

Dan ben ik gelukkig alleen

Wie zo het alleen zijn kan dragen08

En zich zo verzoend met ‘t lot

Spreekt nooit van verzuimde dagen

Maar leeft in vertrouwen op God.

Altijd weer dat vertrouwen op God…Ze was een trouw kerkganger in De Bilt, waar ze uit volle borst liederen meezong en diep geraakt kon worden door preken die niet de ‘zondigheid’ van mensen maar hun menselijke waardigheid beklemtoonden. Niet voor niets gaf ze een van haar gedichtenschriften een motto mee van Emmanuel Levinas: ‘De zin van ’t mens zijn ligt in ’t zijn voor een ander’.

Mijn moeder (op de laatste foto naast haar moeder) kon scherp zijn als een mes, maar haar scherpte kwam voor uit een haarfijn gevoel van recht en onrecht, voor discriminatie en achterstelling. Ze was in wezen gericht op harmonie en kon snel ontroerd zijn. Haar gekozen gedichten gaan veelal geheel langs de grote literatuur heen, het zijn veeleer gedichten van hen die allang weer vergeten zijn. 10Gedichten die een gemoed uitdrukken – een gemoed, dat met haar sterven ook gestorven is. Maar niet in mij, die hier iets van dat gemoed laat zien voordat ‘de zee van vergetelheid’ er definitief overheen gaat. Haar schrift opent met dit gedicht, waarmee ik hier besluit:

Vergeef elkaar

Ga nooit naar bed met kwade zin

Want later heb je spijt

Maak het weer goed zolang het kan

Verknoei geen kostbare tijd

Stel niet uit tot morgen

Wat je heden nog kunt doen

Vergeef elkaar, maak het weer goed

Met een dikke zoen

De nacht duurt anders eindeloos lang tot de morgenstond

En wie weet komt er geen dag meer

Dat het tot een verzoening komt.