Na het boek is er nu ook de film. Er ist wieder da van schrijver Timur Vermes gaat over een fictieve Adolf Hitler, die de oorlog overleeft en in 2011 in Berlijn ontwaakt. ‘Hitler’ begint aan een zegetocht in het verenigde Duitsland, kijkt zijn ogen uit naar de vele Turken die het land inmiddels bevolken en verbaast zich over de nieuwste technische snufjes, zoals de computer. Lachen om Hitler, kan dat wel? En waarom is Hitler steeds het onderwerp van komische films en vrijwel nooit andere massamoordenaars zoals Stalin, Mao en Pol Pot?
Met de val van de Berlijnse Muur is er veel verdwenen. Niet alleen in het groot, zoals de ondergang van de Duitse Democratische Republiek, waardoor miljoenen Duitse burgers gedwongen waren ‘om te denken’ en te veranderen in moderne democraten (een proces dat vijf en twintig jaar na dato nog steeds voortduurt), maar ook in het klein.
Klein (want beperkt tot de elite) maar niet onbelangrijk was de zogenaamde Historikerstreit, die midden jaren tachtig uitbrak in de West-Duitse Bondsrepubliek door een artikel van de Duitse historicus en filosoof Ernst Nolte (foto). De inzet: was de moord op de Europese Joden door de nazi’s uniek of afgekeken van de bolsjewieken die onder Lenin en later Stalin een grootschalige ‘rode terreur’ ontketenden?
Talloze vooraanstaande historici, journalisten en filosofen mengden zich in het debat dat een zeldzaam hoog niveau kende en draaide om de vraag hoe de Bondsrepubliek Duitsland zich veertig jaar na dato diende te verhouden tot het ergste regime dat ooit op Duitse bodem aan de macht was geweest. Uitgeverij Piper zag onmiddellijk het belang van het debat en wist de tientallen discussianten in verscheidene kwaliteitskranten zover te krijgen over hun ergernissen heen te stappen en hun bijdrage te publiceren in de gezamenlijke bundel Historikerstreit. Die Dokumentation der Kontroverse um die Einzigartigkeit der nationalsozialistischen Judenvernichtung (1988).
De historicus en journalist Joachim Fest (foto) schreef in zijn terugblik op de felle strijd tussen zijn collega’s dat ‘het proces van historisering’ zou doorgaan als de rook om het debat zou zijn opgetrokken. ‘Die is niet tegen te houden. Want de historisering heeft de machtigst denkbare kracht aan zijn zijde: de tijd’. Fest zou vermoedelijk verbaasd zijn geweest als hij op 21 april 1987, toen hij deze woorden schreef, had geweten waartoe die historisering dertig jaar later zou leiden.
Het is alsof de Duitsers zich na de val van de Muur op een bepaalde manier van Hitler hebben bevrijd. Het verdeelde Duitsland was een van de erfenissen van Hitler.
De eerste grote Hitler-biograaf Alan Bullock (foto) maande in zijn eerste grote Hitler-biografie (Hitler. A Study in Tyranny) uit 1952 de lezers die zich afvroegen wat er van Hitler en zijn Derde Rijk was overgebleven: ‘Zo gij zijn monument zoekt, kijkt om uw heen’. Iedere Europeaan tussen 1945 en 1989 maar vooral iedere Duitser leefde in verdeeldheid en was in overdrachtelijke zin verscheurd door Hitler. Hij was in die tijd geen figuur om een grap over te maken.
Keek er dan nooit iemand geamuseerd terug naar Hitler en het Derde Rijk tussen 1945 en 1989? Zeker wel.
Kurt Halbritter (1924-1978) bijvoorbeeld, de Duitse tekenaar die in 1968 een uiterst scherpzinnig en geestig getekend beeld gaf van het leven in Nazi-Duitsland onder de ironische titel Adolf Hitlers Mein Kampf. Gezeichnete Erinnerungen an eine grosse Zeit, een boek dat in het Nederlands werd uitgegeven door de Nijmeegse uitgever B. Gottmer. En ook het toneelstuk Mein Kampf van de Duits-Joods-Hongaarse toneelschrijver Georg Tabori uit 1987 is niet ongeestig. Hoewel…toch wel zo wrang dat het lachen de kijker snel vergaat. Echt lachen om Hitler, dat gebeurt pas – en op tamelijk grote schaal – na de val van de Muur.
Althans, in Duitsland. In de Angelsaksische wereld zette Charlie Chaplin in 1940 de toon met The Great Dictator, al had hij na de oorlog spijt van zijn film. Maar het maakte nogal wat verschil: niet bezet zijn door Hitler, zoals de Britten en Amerikanen, en het nazisme bovendien te hebben verslagen zonder te hebben geleden onder een bezettingsregime.
Die andere overwinnaars van de nazi’s, de Russen, hadden wel (en hoe…) onder een bezetting geleden, wat hen iedere humor over het Derde Rijk (zo al aanwezig) deed verliezen. Daarbij: de satirische traditie in Rusland had in de Sovjettijd stof genoeg dankzij de communistische ellende, die met schrijnende humor geboekstaafd werd door schrijvers als Alexander Zinovjev, Vladimir Voinovitsj, Joeli Daniel en Andrei Sinjavski.
In het verenigde Duitsland stonden langzaam maar zeker schrijvers en filmmakers op die Hitler belachelijk probeerden te maken. Al was het geen Duitser maar Joodse Zwitser die het ijs brak met een heuse satirische speelfilm.
Dani Levy leverde met Mein Führer. Die wirklichste wahrste Wahrheit über Adolf Hitler in 2007 een satire af, waarin Hitler figureerde als psychiatrische patiënt. Omdat de Führer te gedeprimeerd is om een toespraak te houden wordt een joodse acteur ingehuurd die hem zelfvertrouwen moet bijbrengen. De acteur heeft alle kans om ‘Hitler’ te doden, maar vernedert hem door hem onder meer als een hond over de grond te laten kruipen.
Bij die ene satire bleef het niet. De serieuze (en goede) film Der Untergang (2004), een vrijwel historische weergave van de laatste dagen van Hitler in de Führerbunker (gebaseerd op een boek van Joachim Fest) werd in Duitsland en daarbuiten uitgebreid gepersifleerd.
Vooral de historische woedeuitbarsting van Hitler op 23 april 1945, als hij ontdekt dat de SS-legers waarop hij zijn hoop heeft gebaseerd (briljant gespeeld door Bruno Ganz), werd op internet ondertiteld met de meest bizarre teksten, waarbij ieder gevoel voor proportie uit het oog is verloren. Wie hier zonder enig historisch besef naar kijkt, kan denken dat Hitler weliswaar geen frisse figuur is geweest maar ook iemand die (onbedoeld) komisch was.
Dat heeft natuurlijk met de verschijning Hitler zelf te maken. Anders dan Stalin (foto)
en Mao (hoewel beiden niet gespeend waren van charisma) en de onzichtbare Pol Pot was Hitler een zeer aanwezige figuur, die op een groot deel van het toenmalige Duitse volk werkte als een magneet. Alleen: zijn charisma is zeventig jaar na de oorlog in zijn tegendeel verkeerd: de toespraken, de gebaren, de strenge blik, het geschreeuw – dat alles werkt tegenwoordig op de lachspieren.
En juist dat heeft Timur Vermes meesterlijk, zij het iets te langdradig uitgewerkt in zijn boek Er ist wieder da. Hitler wordt niet meer serieus genomen, zijn verschrikkelijke uitspraken over Joden, Turken en Lebensraum worden door op geld beluste media zonder enige moraal benut om maximale kijkcijfers te scoren, zo wil het verhaal.
De al even knap gemaakte film van David Wnendt, met de overtuigende Oliver Masucci in de hoofdrol, biedt nog iets meer: ‘Hitler’ (Masucci) loopt in vol ornaat door de straten van Berlijn en wordt enthousiast begroet door toeristen en in raakt in cafés in gesprek met gewone Duitsers die menen tegen ‘Hitler’ – zelf immers zacht gezegd niet verlegen om een mening over iedereen die geen ‘Ariër’ was – los te kunnen gaan over immigranten en asielzoekers.
De film is in het genre van de humor (immers: de lach van de tranen) daarom tamelijk briljant aangezien het schuurt allerlei huidige Duitsers zo te horen praten. Dat zal de opzet van Wnendt zijn geweest. Maar humor over Hitler leidt onvermijdelijk ook tot ‘verharmlosung’ van Hitler – om een mooie Duitse term te gebruiken.
Er valt immers helemaal niets te lachen om deze massamoordenaar en Jodenhater. Tegelijkertijd zijn de humoristisch bedoelde films over Hitler al evenzeer onderdeel van de verwerking van het naziverleden als de boekenkasten vol serieuze studies. Regisseur Dani Levy (foto) zei na het maken van Mein Führer. Die wirklichste wahrste Wahrheit über Adolf Hitler in 2007: ‘Altijd realistische oorlogsfilms maken, daar word je lui van. En we leren er niets van’. Of dat laatste waar is valt te betwijfelen. Maar zeker is dat Levy op zijn manier een poging heeft gedaan zich met Hitler te verstaan. De makers van Er ist wieder da (zowel schrijver Timur Vermes als regisseur David Wnendt) deden dat evenzo.
Wat eens ondenkbaar was: lachen om Hitler, lijkt anno 2015 tamelijk gewoon geworden. De tijd heelt niet alle wonden, het spreekwoord ten spijt. Wel sterven de slachtoffers van Hitler met het verstrijken van de tijd uit en staan nieuwe geslachten op die de barbaarsheid van het naziregime slechts kennen van horen zeggen. En wie de gevoeligheden slechts van horen zeggen kent, is eerder geneigd te lachen dan de slachtoffers die Hitler nooit met humor in verband konden brengen. Men kan het betreuren of niet, Joachim Fest had gelijk: historisering is niet tegen te houden, ze heeft de tijd aan haar zijde.