Het communistisch manifest: een briljant geschreven polemiek

CM IISGVrijdagmiddag 13 november 2015 verkeerde ik in goed gezelschap op het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis. Ik gaf daar, evenals socioloog Marcel van der Linden en historicus Dennis Bos, een lezing over Het Communistisch manifest naar aanleiding van de nieuwe vertaling die van de hand van Hans Driessen is verschenen bij uitgeverij Van Tilt. Elsbeth Etty leidde nadien de hartstochtelijke discussie tussen de sprekers en met het publiek, een discussie die in een prettige sfeer verliep. Hieronder volgt een bewerking van mijn lezing.

Hoe leest Het communistisch manifest? Weet het ook anno 2015, ruim anderhalve eeuw na de publicatie ervan, nog te vervoeren, te verleiden en te bekoren? Om met de deur in huis te vallen: wat een briljant geschreven pamflet… Wat een betoverende stijl, wat een woordkeuze. Ik las het als student al eens in de Pegasus-uitgave (foto), maar toen zag ik minder dan nu de brille van de tekst, die zoveel tegelijk wil zijnpegasus: een analyse van de samenleving, een ontvouwing van de wet van de geschiedenis en last but not least: een polemiek tegen al hun strijdgenoten die evenals zij op wilden komen voor het proletariaat.

Zoveel strijdgenoten hadden Marx en Engels niet in het midden van de negentiende eeuw. In de berg studies die over het duo is verschenen wordt gesproken over enkele tientallen tot enkele honderden. Wie kent al die activisten nog bij naam Mozes Hess, Wilhelm Weitling – zonder Marx en Engels zouden hun namen vermoedelijk allang op de mestvaalt van de geschiedenis zijn beland, om een term te ontlenen aan Leo Trotski.

Hess, Weitling (foto) en al die linkse tijdgenoten van het duo Marx en Engels waren op hun geheel eigen manier ook een soort van communisten. weitlingEen dromerige soort vooral, dromend van een wereld van vrijheid, gelijkheid en broederschap, tot uitdrukking komend in programtitels als Die Menscheit wie Sie ist und wie Sie sein sollte. Of met pamflettitels als Garantien der Harmonie und Freiheit. Dat handjevol ‘communisten’ werd natuurlijk wel in de gaten gehouden door geheime diensten in Europa, maar zij vielen in het niet bij de liberalen en radicalen die rond het midden van de negentiende eeuw eveneens de trom roerden.

Toch waren het juist dat handjevol tijdgenoten en geloofsgenoten die Marx en Engels ergerden en die de stoot gaven tot het ontstaan van Het communistisch manifest. De eerste zinnen van het voorwoord van het manifest zijn dan ook meesterlijk. Met: ‘Er dwaalt een spook door Europa – het spook van het communisme. Alle machten van het oude Europa hebben zich verenigd om een heilige klopjacht tegen dit spook te voeren’, werd ‘het communisme’ opgeblazen tot mythische proporties. Het spookbeeld is literair gesproken ook ruim anderhalve eeuw na dato nog steeds een vondst: het zijn zinnen die een belofte inhouden voor wat nog komen gaat in dit manifest. Het zijn ook zinnen geworden die tot de verbeelding spraken bij schrijvers en geschiedschrijvers, die Het communistisch manifest naderhand koppelden aan de revolutionaire woelingen van 1848. Wat te denken van Theun de VriesSpook met zijn socialistisch-realistische drieluik 1848, die de titel van zijn eerste deel Er waart een spook door Europa zelfs aan Het communistisch manifest ontleende (foto).

En dan de openingszin van het pamflet zelf: ‘De geschiedenis van elke maatschappij tot dusver is de geschiedenis van klassenstrijd’. Die zin pakt je meteen en sleurt je als vanzelf het manifest in, om zo te zeggen. Na deze zin wil je doorlezen, althans zo verging het mij. Zouden de heren goed over dat begin hebben nagedacht? Me dunkt van wel, ze wilden hun tegenstanders maar vooral hun medestanders laten zien dat er geen andere kijk op de geschiedenis mogelijk was dan hun eigen dwingende kijk. Alle volgende zinnen, ja zelfs alle pagina’s die onder het kopje Bourgois en proletariër volgen, hebben een ijzeren logica. Je moet je er eenvoudig aan onttrekken en op afstand gaan staan om je af te vragen: klopt dit alles eigenlijk wel, is dit niet een ietwat eenzijdige kijk op het veelkoppige monster geschiedenis?

Het is het catechismusgehalte dat de kracht van de tekst uitmaakt: dit eerste deel is zo geschreven dat het geen tegenspraak duldt en zelfs geen kritische vraag kan verdragen. Deze stelligheid heeft haar uitwerking dan ook niet gemist en Het communistisch manifest is in de loop der tijd omhelsd als werd hier een Woord Gods verkondigd.

Het woord catechismus is hier niet voor niets gekozen. Engels (foto) Engelshad al in juni 1847 voor de Bond van communisten een ontwerp van een communistische geloofsbelijdenis van 22 vragen opgesteld in de beste Duitse tradities, teruggaand op Maarten Luther en beginnend met de eenvoudige vraag Bent u communist en eindigend met vraag 22: verwerpen communisten de bestaande religies? Het antwoord op die laatste catechismusvraag van Engels is trouwens te interessant om niet even te vermelden: het communisme maakt alle religies overbodig en neemt daarvan de plaats in.

Maar Engels en Marx beschouwden zichzelf geen moment als religieuze romantici die van een paradijselijke toekomst droomden. Zij bezagen de Weitlings van deze wereld met minachting. Met de kennis van nu zeg je: het waren romantische rationalisten of rationalistische romantici? Hoe dan ook wilden ze hun strijdvaardigheid wetenschappelijke allure geven in een poging zich te onderscheiden van de Hessen en de Weitlings van hun wereld.

Ik las bij de dit jaar gestorven Duitse literatuurhistoricus Fritz J. Raddatz [foto]Raddatz (hij pleegde in februari van dit jaar zelfmoord) in zijn nog altijd zeer leesbare Marx-biografie uit 1975 dat Engels er na juni 1847 bij Marx op aangedrongen had eens na te denken over een manifest en dat Marx in december van dat jaar al grote delen van dat manifest had geschreven toen de Bond van communisten in Londen bijeenkwam.

De schrijver Marx…Daar moeten wij even bij stilstaan. Want hoezeer het in de discussies over Marx ook altijd gaat over de econoom, historicus en filosoof – hij was eerst en vooral een schrijver van formaat, laat ons dat niet vergeten. En hij was het al voor de publicatie van Het communistisch manifest. Als echte schrijver had Marx een eigen stijlmiddel, iets onvervreemdbaars dat je steeds treft als je hem leest. In zijn geval was dat stijlmiddel het omdraaien van een redenering. Hoeveel voorbeelden zijn daarvan niet te geven? De meest geestige en vileine is natuurlijk zijn kort voor Het communistisch manifest verschenen reactie op Proudhons De filosofie van de ellende dat Marx omdraaide in De ellende van de filosofie.

Het hele werk van Marx (en Engels) is polemisch, Het communistisch manifest valt te lezen als één langgerekte polemiek. Nu is de polemiek een kwetsbaar genre. Waarom? Omdat het zo enorm tijdgebonden is. Je moet wel heel goed kunnen schrijven wil je jaren na dato de aandacht van je lezers vast kunnen houden. Je tegenstanders zijn immers doorgaans vermorzeld en vergeten, dus wat heeft het dan nog voor zin de tirades tegen hen te lezen? Harry Mulisch heeft eens opgemerkt dat Willem Frederik Hermans (foto)Hermans een deel van zijn talent verspild had door zoveel tijd te besteden aan zijn tegenstanders die hij in boeken als Mandarijnen op zwavelzuur en Door gevaarlijke gekken omringd te kijk zette.

Daar zit iets in, maar niettemin: een goed geschreven polemiek pakt je ook jaren na dato nog, zelfs anderhalve eeuw na dato. Een goede polemiek prijst de tegenstander de grond in, zet iets of iemand eerst op een voetstuk om het of hem daarna keihard van het voetstuk te stoten. Die stijlfiguur is ook terug te lezen in Het communistisch manifest. Ik ben niet de eerste die meent dat het duo oprechte bewondering had voor het burgerlijke kapitalisme van hun tijd. Nadat ze in de eerste pagina’s de wetmatigheden van de geschiedenis uiteengezet hebben, volgt een bewonderende beschrijving van de burgerij die de hele aardkloot aan zich onderwerpt en koloniseert en de nationale industrie vernietigt. Daarop volgt de hoogste lof: De bourgeoisie heeft dus in de geschiedenis een uiterst revolutionaire rol gespeeld.

Communistisch manifestMaar dan volgt het morele oordeel dat niet achterwege kan blijven: Waar de bourgeoisie aan de macht is gekomen, heeft ze alle feodale, patriarchale, idyllische omstandigheden vernietigd. Ze heeft de bontgekleurde feodale banden, die de mens met zijn natuurlijke meerderen verbonden, meedogenloos geslaakt en geen andere band tussen de ene en de andere mens overgelaten dan het naakte belang, de van alle gevoelens verstoken ‘gangbare betaling’. Ze heeft de heilige huiver van de vrome dweepzucht, van de ridderlijke geest, van de spitsburgerlijke weemoed verdronken in het ijskoude water van de egoïstische berekening.

Dit is toch gewoonweg schitterend proza. Soms slaan de heren op hol en lijkt Marx [foto](hoofdauteur) woorddronken, zoals in deze passage in de derde afdeling Socialistische en communistische literatuur, waarin ze zo opgewonden zijn over het in hun ogen povere Duitse socialisme van hun tijdgenotenMarx dat ze alle maat uit het oog verliezen: Dit gewaad, geweven van speculatief spinrag, bestikt met esthetisch verantwoorde stijlbloempjes, doordrenkt met liefdesdronken gemoedsdauw, dit overdadige gewaad waarin de Duitse socialisten hun paar fossiele ‘eeuwige waarheden’ hulden, vergrootte alleen maar de afzet van hun waar bij dit publiek.

Dit is een van de zeldzame keren dat de heren over de top gaan, om het wat modieus te zeggen. Maar voor het overige: wat is dit een zeldzaam onderhoudend polemisch geschrift. Briljant en pakkend is bijvoorbeeld de directe rede waarin ze zich retorisch tot de burgerij richten. Jullie verwijten ons in één woord dat we jullie eigendom willen opheffen. En inderdaad – dat willen we, heet het op pagina 28 in deze vertaling van Driessen. En op pagina 30: Verwijten jullie ons dat we de uitbuiting van de kinderen door hun ouders willen opheffen? We geven deze misdaad toe.

Wat een scherpte, wat een gogme spreekt er uit dit manifest. Het eerste deel, waarin hun theorie van de geschiedenis wordt ontvouwd en het kapitalisme wordt geanalyseerd is misschien wel het beste. Maar eerlijk gezegd fascineert mij het derde deel, dat over socialistische en communistische literatuur, het meest. De wil tot macht die daaruit spreekt, de pogingen anderen (Fourier, Saint-Simon, Proudhon (foto)proudhon en nog vele andere socialisten) uit te gummen uit de geschiedenis – het is niet nieuw.

Lees onze Nederlandse literatuur waar de Tachtigers de domineesliteratuur hebben vernietigd en waar Ter Braak en Du Perron de woordrijmelaars kapot trachtten te schrijven. En lees Willem Frederik Hermans, die onophoudelijk het graf van Ter Braak besmeurde en die zijn schrijvende tijdgenoten trachtte te vernietigen. Zoals Hermans naar een fraai woord van zijn concurrent Harry Mulisch niet de grootste maar de enige schrijver van Nederland wilde zijn, zo wilden Marx en Engels niet de grootste socialisten van hun tijd zijn, maar de enigen. Zij – en zij alleen – wisten hoe de samenleving en de geschiedenis in elkaar zat, alle anderen werden als ‘utopisch socialisten’ gediskwalificeerd.

Kortom, met die wil tot macht van Marx en Engels (foto) marx_engelswas niets nieuws onder de zon. Die wil tot macht was er voor en na hen. De ironie van de geschiedenis wil dat het manifest als een eigentijdse geloofsbelijdenis werd opgezet maar onder de handen van Marx een briljant geschrift werd dat naderhand dan wel weer als een tijdloze geloofsbelijdenis is opgevat door miljoenen. Hoe dat kon? Dat kon onder veel meer omdat Marx een briljant stilist was, die zijn lezers wist te vervoeren. Ook anderhalve eeuw na dato is het lezen van Het Communistisch manifest nog altijd een adembenemende ervaring.