Geld en geilheid, een halve eeuw pornografie in Nederland

Ik heb altijd een sterke belangstelling voor de geschiedenis van seks gehad. Je hoeft geen aanhanger van Sigmund Freud te zijn om te beseffen dat veel menselijk contact onderhuids bepaald wordt door lust. Onderhuids, want zodra openlijk over seks wordt gesproken heerst er grote verlegenheid. In een toch liberaal land als Nederland worden op televisie tal van gewelddadige films vertoond maar zijn expliciete seksfilms nog steeds taboe. Dat bewees nog eens de uitzending van de pornofilm Deep Throat op de Nederlandse televisie in februari 2008. De film werd aan de rand van de nacht uitgezonden, want o wee: de brave burger zou eens een pijp-scene zien… Toch was Nederland zelf niet vies van de productie en handel in seks, zo blijkt uit het voortreffelijke boek De lustfabriek. 50 jaar Nederlandse porno-industrie dat drie journalisten in 2014 publiceerden.

Wie, zoals ik, op een universiteit onder historici werkt wordt steeds vaker getroffen door het dorre en brave proza dat daar wordt afgescheiden. Artikelen en boeken worden dikwijls door de zeef gehaald door hooggeleerde professoren die zelf ook niet kunnen schrijven, zodat het proza ‘geschikt’ gemaakt wordt voor hoog aangeschreven maar gortdroge wetenschappelijke tijdschriften. Het resultaat: artikelen waarin keurig de bevindingen uit onderzoek droog worden opgesomd en tegelijkertijd  alle leven uit verdwenen is. De boekhoudkundige historici halen dikwijls hun neus op voor journalisten die maar snel en slordig te werk zouden gaan. Die journalisten zijn er, maar er zijn er meer die geweldig werk afleveren, honderd keer meer te pruimen dan het droge wetenschappelijke proza met een cijfermatige hoofdstukindeling (I.2, I.3… enzovoorts) waaruit geen enkele verbeelding spreekt.

ChickVergelijk zulk proza eens met het eerste hoofdstuk van Robbert Ophorst, Marijn Schrijver en Roelof de Vries, dat de laconieke titel ‘Striptease en zo’ draagt. Dat hoofdstuk begint zo: ‘Met tweeduizend streng verboden seksbladen in de achterbak van zijn auto rijdt Eddy Dammann over de A1. Hij is onderweg naar een klant. Ter hoogte van knooppunt Hoevelaken hoort hij opeens een enorme knal.(…) Dammann voelt zijn hart in zijn keel bonzen en veegt met zijn mouw langs zijn bezwete hoofd. Hij schrikt zich het leplazarus: de mouw is besmeurd met bloed. In de verte klinken sirenes. Dit gaat niet goed, denkt hij. Als ze me pakken met al die blaadjes, heb ik pas echt een probleem’.

Dit flitsende proza trekt je als lezer direct het verhaal in. Het liep met deze Eddy Dammann overigens goed af. Deze pionier van de porno-industrie in Nederland was een babyboomer die trouwde met een dochter van ene Anton van Vuuren, die in Denemarken een gouden handel ontdekte: de handel in pornoboekjes. Van Vuuren en schoonzoon Dammann begonnen die eind jaren zestig pornografie te importeren naar Nederland. Dammann ontmoette korte tijd later Peter Muller (foto)Muller, die in Rotterdam-Noord een boekhandel heeft. Muller ziet meteen brood in de seksboekjes, die Dammann in zijn kofferbak heeft liggen. De avonturier stond eerst aan de wieg van Hitweek, een popblad dat langzamerhand – en tot zijn verdriet – veranderde in een politiek tijdschrift: tegen de Amerikaanse buitenlandse politiek in het algemeen en tegen de oorlog in Vietnam in het bijzonder.

Muller begon in zijn winkel porno te verkopen. Deense import via Dammann maar ook Nederlandse verhalen met titels als De spion met de kleine mond en de grote zweep en De martelaars van Treblinka. Uit de die laatste titel valt af te lezen, dat ranzigheid van meet af aan inherent was aan de pornografie. Dat verbaast niets. Wie weleens begonnen is aan de boeken van de 18e-eeuwse markies de Sade (Justine, Juliette, De 120 dagen van Sodom) 120weet dat macht en seks in de wereld van de pornografie altijd al onlosmakelijk met elkaar verbonden waren. Pornografische verhalen, die zich afspeelden in een nationaalsocialistische setting, oefenden op de prille naoorlogse porno-industrie een zekere aantrekkingskracht uit, hoe bizar dat ook klinkt.

Maar ook zonder nazisme werden er in het door Muller in het leven geroepen pornoblad Candy in het leer uitgedoste vrouwen met zweepjes afgebeeld, niet zelden vergezeld door Deense doggen of andere onsmakelijk ogende honden. Muller keek de oprichting van Candy af van Chick, het eerste ‘volwassen’ pornoblad van Nederlandse bodem, uitgegeven door Jan Wenderhold, een oud-voetballer van de roemruchte Amsterdamse club DWS, en Joop Wilhelminus – ook een zakenman, maar tevens een hippie van de meer onverzorgde soort. Chick zag er in het begin al even onverzorgd uit als Wilhelmus (foto)Wilhelmus. Maar het duo had niet alleen het blad in het leven geroepen, het deed tevens een vondst die Muller niet alleen wilde kopiëren maar ook overtreffen: het plaatste contactadvertenties.

Ze werden dikwijls verzonnen maar het genre was geboren en zou doordringen tot de gevestigde pers. In de grote jaren van Vrij Nederland stond het blad zoals bekend vol met seksadvertenties, die niets te raden overlieten. De pioniers van de porno-industrie combineerden zakelijk instinct met een soort van idealisme dat de mens wilde bevrijden van moraaltheologische geboden die vooral kerken over seks verkondigden. Dat idealisme is inmiddels zo goed als verdwenen. De porno-industrie, altijd al een grensoverschrijdende bedrijfstak, is zeker na de komst van het wereldwijde web internationaler, anoniemer en harder geworden. Handige jongens proberen snel en veel geld te verdienen en schuwen criminaliteit niet.candy De seksindustrie in Nederland begon betrekkelijk onschuldig maar werd steeds extremer, eenvoudig omdat extremiteiten als kinderporno en dierenporno de kassa deden rinkelen. Dat deze porno in de jaren zeventig en tachtig ook door intellectuelen als PvdA-senator Edward Brongersma (zelf een verzamelaar van kinderporno) werd verdedigd, gaf de pornoproducenten een schijn van legitimiteit.

De mainstream pornografen proberen hun harde commerciële instelling soms te verkopen onder de vlag van idealisme. Vooral vrouwen. En verdraaid: Beate Uhse, de vrouw achter het gelijknamige seksimperium, begon met het verkopen van condooms en boeken over seksuele hygiëne – heel nuttig in een tijd (de jaren vijftig van de vorige eeuw) dat seksuele voorlichting aan vooral vrouwen nog in de kinderschoenen stond. En zelfs Kim Holland (foto), afkomstig uit de sekte der Jehovah Getuigen, deed zich voor als het prototype van de geëmancipeerde, seksueel vrije vrouw die zou bijdragen aan de seksuele emancipatie van de ‘gewone’ man en vrouw – al klonk dat in de jaren negentig Hollandvan de vorige eeuw (toen Holland met pornografie groot werd) weinig overtuigend: de ‘gewone mens’ had toen Holland immers niet meer nodig om seksueel bevrijd te worden. Holland ( en de velen die haar op internet navolgden) pikten eenvoudig een graantje mee van de immer bloeiende porno-industrie.

Ophorst, Schrijver en De Vries hebben het stuntelige, half idealistische, half commerciële begin van de Nederlandse porno-industrie wat mij betreft even voortreffelijk in kaart gebracht als de geldmachine die de pornografie inmiddels alweer jaren is. Wat zo aardig is: zij beschrijven de naakte, buitengewoon boeiende en dikwijls ranzige ‘werkvloer’ van een halve eeuw pornografie in Nederland, terwijl dat onderwerp tot dusver vrijwel uitsluitend in hoogdravende termen werd bezongen door intellectuelen als Anton Constandse (in Eros. De waan der zinnen in 1977), Rudy Kousbroek (in zijn essay De troost van de pornografie in 1988) en Joost Zwagerman (in Pornotheek Arcadië in 2000)pornotheek en een enkele keer veroordeeld, zoals door Willem Jan Otten die verslag deed van zijn pornografieverslaving (in 1985 in Denken is een lust. Hij heeft zich van pornografie bevrijd [?] na zijn bekering tot het rooms-katholicisme).

Sex sells, hoe pervers ook, zo leert De lustfabriek. Sterker nog: hoe perverser de seks, hoe lucratiever. De lustfabriek is een van de meest onderhoudende boeken die ik de laatste jaren heb gelezen. Hoewel het gaat over de afgelopen vijftig jaar, kan het over vijftig jaar nog steeds herdrukt worden, want de seksindustrie zal vermoedelijk nauwelijks nog van karakter veranderen, alleen nog meer aftrek vinden – en dat woord is niet eens dubbelzinnig bedoeld.

freudFreud (foto) heeft een overzichtelijke, zij het omstreden driedeling van het menselijk driftleven gemaakt door het Es, Ich en Ȕberich te onderscheiden. We kunnen de laatste twee categorieën even terzijde laten om even stil te staan bij het Es, dat ‘reservoir van impulsen, energie en libido’, zoals het op een website over psychoanalyse wordt omschreven. ‘Het redeneert niet, gaat blindelings tewerk volgens het principe: ik wil wat ik wil wanneer ik het wil.’ Zolang het Es in de mens aanwezig blijft (erg lang, zo valt veilig te voorspellen), zolang zal de porno-industrie een bloeiende bedrijfstak blijven.