Ger Verrips (1928-2015), schrijver uit ‘de eeuw van uitersten’

Op 31 augustus 2015 stierf Ger Verrips, schrijver van romans, essays en biografieën. Ik interviewde hem op 9 mei 2004 voor het historisch radio-programma OVT van de VPRO over zijn biografie over Karel van het Reve. Jaren later ontmoette ik hem af en toe bij de Vrienden van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis. Ger VerripsIk koesterde sympathie voor de man, die zich niet zonder moeite losgemaakt had van de Communistische Partij van Nederland. Verrips kwam er laat achter dat hij eigenlijk te eerlijk was voor een beweging die doortrokken was van manipulatie, leugenachtigheid en conformisme. Zijn keuze voor het humanisme paste naadloos bij deze onopgesmukte schrijver die een (te) weinig opgemerkt oeuvre aan de wereld nalaat.

Ger Verrips werd op woensdag 9 september begraven. Zijn dood werd overschaduwd door de zelfmoord van Joost Zwagerman (foto) op dinsdag 8 september. Groter verschil dan tussen Verrips en Zwagerman is niet denkbaar. Ger Verrips was een schrijver uit de twintigste eeuw, iemand die met haren en snaren vastgeklonken zat aan enkele van de  ideologieën van dat tijdperk (christendom, communisme).Joost-Zwagerman Hij ontworstelde zich met moeite aan die ideologieën en zocht naar vrijheid om uit te komen bij helden als Albert Camus en Karel van het Reve, auteurs die al veel eerder afstand hadden genomen van ‘de God die faalde’. Joost Zwagerman, hoewel geboren tijdens de Koude Oorlog  (1963), schreef een heel ander, op zijn manier eigentijds oeuvre over een postmoderne generatie waarin ideologieën geen rol meer speelden, maar drank, drugs en rock en roll des te meer.

Waar Verrips nooit een bestseller schreef en maar mondjesmaat boeken verkocht, daar was Zwagerman een beroemdheid, een alom aanwezige auteur. De schok van diens zelfmoord trilde na in Nederland. De media stonden bol van berichten over de schok dat de alom aanwezige plotseling voor de absolute afwezigheid had gekozen. Voor de grote massa van de bevolking was Verrips in de laatste jaren van zijn leven al langer afwezig. Zijn dood voltooide die afwezigheid.

De laatste jaren waren, zo bleek bij de crematie, niet zonder moeite. Ouderdom en alzheimer gingen hand in hand, al bleef Verrips heldere momenten houden. Voordat het verval intrad had hij nog enkele boeken gepland: een biografie over Willy Brandt (foto), die onder zijn eigen naam Herbert Frahm kort na de machtsovername door de nazi’s Duitsland had verlaten en in Noorwegen en later Zweden op zijn manier in verzet was gegaan tegen het Derde Rijk. brandtDe sociaal-democraat Brandt werd in 1969 bondskanselier van West-Duitsland en zou in de daaropvolgende jaren uitgroeien tot het boegbeeld van het ‘goede’ Duitsland. Dat Verrips zijn levensverhaal wilde optekenen was geen toeval: Brandt was evenals Camus een humanist van het zuiverste water, een man die politiek gesproken altijd de goede zijde koos. Beiden waren daarnaast erkende rokkenjagers, die er geen been in zagen hun eigen vrouwen te bedriegen en de verleiding niet weerstonden hun reputatie van Don Juan waar te maken.

Verrips, zo kreeg ik de indruk tijdens de crematieplechtigheid, bleef zijn vrouw Esther altijd trouw. Zij was afkomstig uit een Duits-Joodse familie, die nogal wat communisten telde. Verrips had een heel andere achtergrond. Hij stamde uit een bevindelijk-gereformeerd geslacht maar brak in zijn jonge jaren geheel met zijn geloof. Hoewel tijdens de uitvaart werd opgemerkt dat hij zonder wrok omkeek naar het christelijk geloof van zijn jeugd, zijn er in zijn werk bewijzen voor het tegendeel te vinden. In zijn derde boek Nathalie (1974) Nathaliekeert een zoon terug naar het ouderlijk huis na de recente dood van zijn vader. Zijn moeder wil een christelijke begrafenis. De zoon zoekt contact met de dominee, die langsgaat bij de familie. De predikant begint te bidden. Verrips schrijft: ‘Grote God’, zei de man, ‘gij kent ons. Gij weet hoe moeilijk wij het hebben op dit moment.’ (…) Ik keek naar buiten. Komedie…’

Nathalie verscheen vlak voor Verrips’ vertrek uit de communistische partij, waarvan hij in 1953 (het jaar waarin Stalin stierf) lid was geworden. De Tweede Wereldoorlog was voor Verrips, anders dan voor vele anderen, geen reden lid te worden. Hij werd na de oorlog lid van de Partij van de Arbeid. De koloniale oorlog in Nederlands-Indië vervreemdde hem echter van de sociaal-democratie, temeer daar Verrips zichzelf onttrok aan die oorlog. Over die dienstweigering schreef hij zijn bekendste roman: Zorg dat je een gekkenbriefje krijgt .

Tussen 1953 en 1975 was Verrips in alle geledingen betrokken bij de CPN: als redacteur van dagblad De Waarheid en als lid van het partijbestuur. Het blijft een wonderlijke gedachte dat hij de roemruchte jaren zestig, waarin provo en ‘de Kabouters’ het establishment speels uitdaagden, lid was van een partij die al die tijd geleid werd door de geheide stalinist Paul de Groot. En je vraagt je af hoe Verrips de publicatie van het schandalige Rode boekje  beleefde, waarin Marcus Bakker (foto)marcus-bakker in opdracht van De Groot oud-verzetsstrijders als Gerben Wagenaar en Henk Gortzak belasterde. Bakker suggereerde dat ze gecollaboreerd hadden met de nazi’s. Het was een staaltje communistisch liegen dat in Nederland zijn weerga niet kende (in de Sovjet-Unie was het dagelijkse praktijk). Het betekende het einde van Wagenaar en Gortzak cum suis. De CPN teerde immers op haar rol in het verzet in de Tweede Wereldoorlog – ook is er rond dat verzet van de partij altijd een zweem van opportunisme blijven hangen.

Verrips had geen rol in die onverkwikkelijke laster van de opposanten van De Groot en oordeelde er in Dwars, duivels en dromend, zijn studie van de CPN uit 1995, afstandelijk maar niet minder vernietigend over. Hij sprak van ‘een met opzet vervalste voorstelling van zaken’ en noemde het opvallend dat de partij er na die tijd het zwijgen toedeed.

In de CPN liep Verrips op met genoemde Marcus Bakker (1923) en de gebroeders Jaap (1923) en Joop (1927) Wolff. Wel heel andere generatiegenoten dan de nihilist Willem Frederik Hermans (1921), de romanticus (en ex-communist) Gerard Reve (1923) en de onnavolgbare fellowtraveller Harry Mulisch (1927). Deze schrijvers stonden ten tijde van Verrips’ debuut in de jaren zeventig al bekend als de ‘Grote Drie’ van de Nederlandse literatuur. gekkenbriefjeHun literatuur stond veraf van het realistische proza van Verrips, dat doortrokken bleef van politiek engagement. Met Zorg dat je een gekkenbriefje krijgt en Nathalie schreef Verrips sociaal bewogen proza, waarin geen verzet tegen maar engagement met de wereld in doorklonk. Na de crematie van Verrips sprak ik kort met diens oudste zoon Joris, die treffend opmerkte dat het werk van zijn vader aansloot op het werk van de inmiddels geheel vergeten volksschrijver (in de ware zin van het woord, dus geheel anders dan Gerard Reve) Jan Mens.

Dat politiek bewogen proza wisselde Verrips af met existentialistisch proza, vooral in verhalen, waarin hij zijn eigen ervaringen verwerkt. In Hardhandige beweging bijvoorbeeld, een verhaal uit de bundel Berlijns blauw (1982), berlijns blauwwaarin beschreven wordt hoe ene Jos (waarin Verrips zelf herkenbaar is) onder druk gezet wordt door een stroman van Otto (duidelijk CPN-leider Paul de Groot). Het is een beklemmend verhaal over conformisme, intriges en achterdocht. Mij spreken Verrips’ ‘existentiële’ verhalen meer aan dan zijn sociale.

Zou Verrips daar zelf anders over hebben gedacht? In juli 2010 stuurde hij me bij wijze van dank een exemplaar van Nathalie. Misschien omdat hij dit als zijn beste boek beschouwde? Hoe dan ook, ik kreeg dit boek bij wijze van geschenk nadat ik hem mijn exemplaar van de pegasus-uitgave De uitdaging van het marxisme had toegezonden. Hij had me eens verteld dit niet meer in zijn bezit te hebben. In De uitdaging van het marxisme liftte Verrips naast Marcus Bakker, Joop Wolff en Theun de Vries mee op de herlevende belangstelling voor het marxisme, vooral bij een jongere generatie. Maar waar Bakker en Wolff gestaalde partijtijgers bleven en Theun de Vries weliswaar de CPN vaarwel zei maar niet de ‘rode droom’ (hij stelde in de jaren zeventig zijn hoop op Mao Zedong), daar brak Verrips wel met het communisme.Uitdaging

Hij werd opnieuw lid van de PvdA en keerde ditmaal niet meer op zijn schreden terug. Hij speelde in de PvdA een bescheiden rol als auteur van literaire essays in het tijdschrift Socialisme en democratie, onder meer ‘Dichter in het licht van Marx’ (1983). Zijn grote thema was en bleef echter het Nederlandse communisme. De romanschrijver Ger Verrips had in de jaren zeventig en tachtig in hoog tempo een reeks van romans en verhalen gepubliceerd, maar in de jaren negentig droogde zijn productie op.

Bij gebrek aan weerklank? Feit is dat Verrips nooit een groot publiek wist te bereiken en zijn boeken al snel winkeldochters werden, inmiddels nog vooral verkrijgbaar via internet of via tweedehands winkels. Verrips had inmiddels de historicus in zichzelf ontdekt. In zijn romans speelde de geschiedenis (vooral van de moeizame verhouding tussen sociaal-democratie en communisme) al een rol, maar in de jaren negentig ontpopte Verrips zich eerst echt tot geschiedschrijver. In 1995 publiceerde hij zijn geschiedenis van de CPN en in de jaren nadien de biografieën van Camus en Van het Reve als resultaat.

Na de publicatie van Denkbeelden uit een dubbelleven, Denkbeeldende biografie van Karel van het Reve, maakte ik voor het eerst kennis met Verrips. In het genoemde interview dat ik in 2004 met hem had voor OVT vertelde Verrips dat Van het Reve altijd genegeerd werd door de CPN. De Partij zweeg Van het Reves roemruchte studie Het geloof der kameraden (1969) eenvoudig dood. Volgens Verrips kon Van het Reve maar moeilijk over zijn emoties spreken, een treffende observatie over deze intellectuele pestkop, die desondanks grote genegenheid koesterde voor dissidenten in het algemeen en voor ‘lastpost’ Andrej Amalrik (auteur van onder meer Haalt de Sovjetunie 1984, Niet begeerde reis naar Siberië en Dagboek van een provocateur) in het bijzonder.

Verrips was geen pestkop, maar lijkt integendeel een ernstig en geëngageerd schrijver te zijn geweest. Wel had hij iets met Van het Reve gemeen: hij was geen man die zich gemakkelijk uitte, zo viel uit de toespraken voor de crematie op te maken. Hij leefde voor zijn werk. En dat werk zou moeten culmineren in genoemde biografie van Willy Brandt en in een nieuwe studie over het communisme. Ditmaal in de vorm van interviews met voormalige kameraden en met de anticommunisten die hen ten tijde van de Koude Oorlog bestreden. De ‘god’ communisme mocht dan gefaald hebben, die ‘god’ hield de schrijver blijvend bezig. Van die studies kwam het niet meer door Verrips’ dood. Maar ook als de boeken zouden zijn gepubliceerd, waren het boeken over de 20ste eeuw. Verrips mocht dan in de 21ste eeuw sterven, hij was en bleef tot het laatst een schrijver uit (naar een term van de marxistische historicus Eric Hobsbawm) ‘de eeuw van uitersten’.