Arthur Koestler, de man die slaagde

Op 12 juni 2015 stond Arthur Koestler centraal in de serie Raddraaiers van de redelijkheid van OBA Live (Human). Het programma is hier te horen:https://www.human.nl/speel~RBX_HUMAN_860113~wim-berkelaar-over-de-schrijver-arthur-koestler-oba-live~.html Koestler was een politiek activist, een rusteloze zwerver, een womanizer, een wetenschapsjournalist en wat al niet meer. Maar hij dankt zijn naam en faam vooral aan zijn roman Nacht in de middag, een meesterlijke en vroege (het boek verscheen in 1940) ontleding van de communistische partijtijger, voor wie het doel de middelen heiligde, ook al schoot het eigen leven erbij in. In 2012 verscheen een nieuwe editie van het boek bij de onvolprezen uitgeverij Schokland in De Bilt. Ik schreef een nawoord en publiceer dat hier, aangezien nooit genoeg aandacht kan worden gevraagd voor het boek en voor de inmiddels vrijwel vergeten maar eens wereldberoemde schrijver.

De-Goelag-Archipel

De roman Nacht in de middag geldt bij uitstek als dé klassieke aanklacht tegen het allesbeheersende dogma van de partijtrouw onder het communisme. De enorme invloed van het boek is later alleen geëvenaard door De Goelag Archipel, de driedelige ‘proeve van een artistieke studie’ van de Russische schrijver en dissident Alexander Solzjenitsyn. Toen Nacht in de middag verscheen wees niets erop dat het zo’n status zou verwerven. Het werd in december 1940 gepubliceerd door uitgeverij Cape in Groot-Brittannië. Dat land had toen wel iets anders aan het hoofd: het moest stand houden tegen Nazi-Duitsland dat een half jaar daarvoor Nederland, België en Frankrijk overrompeld en bezet had. Nacht in de middag bleef tijdens de oorlog dan ook vrijwel onopgemerkt.

Daphe-Hardy

Arthur Koestler bevond zich in Frankrijk toen hij aan de roman werkte en wist bij de Duitse inval van 1940 in dat land ternauwernood aan de nazi’s te ontkomen. Hij schreef in het Duits, de taal die hem in die jaren het meest eigen was. Het boek werd onder streng toezicht van Koestler in het Engels vertaald door zijn toenmalige vriendin, de Engelse beeldhouwster Daphne Hardy (foto), en verscheen onder de titel Darkness at noon.

De hoofdpersonen in het boek zijn fictief, maar zoals Koestler zelf vooraf zegt ‘berusten de historische omstandigheden die hun handelingen bepalen op de werkelijkheid.’ Waar Koestler het in de roman over het Vaderland van de Revolutie, de Partij en No. 1 heeft, is het zonder meer duidelijk dat daar in de werkelijkheid respectievelijk de Sovjet-Unie, de Communistische Partij en Stalin mee bedoeld worden.

DarknessAtNoon

De roman vertelt het verhaal van de oude bolsjewiek Nikolaj Salmanovitsj Roebasjov, in wie zonder veel moeite de historische figuren Radek, Trotski en Boecharin zijn te herkennen. Hij wordt beschuldigd van hoogverraad aan de Partij. Koestler laat zien waar dit toe leidt: Roebasjov wordt afwisselend ondervraagd door de ‘invoelende’ Ivanov en de sadistische Gletkin, die hem emotioneel uitputten en hem uiteindelijk misdaden doen bekennen, waarvan duidelijk is dat hij ze niet heeft begaan. Ivanov, evenals Roebasjov een revolutionair van het eerste uur, tracht hem met zachte dwang zijn ‘fouten’ te doen inzien. Als overtuigd communist meent hij dat Roebasjov vanzelf in zal zien wat de juiste revolutionaire lijn is. Maar uiteindelijk valt ook Ivanov ten prooi aan de terreur, iets wat in de Sovjettijd veel gebeurde: verscheidene communisten stierven voor het vuurpeloton, waarbij hun laatste woorden ‘leve kameraad Stalin’ waren, terwijl ze niet beseften dat het juist Stalin was die de opdracht tot hun executie had gegeven. Gletkin daarentegen is een schoolvoorbeeld van een wrede apparatsjik, getekend naar de generatie beulen die onder Stalin carrière maakten. Het is Gletkin die Roebasjov tenslotte tot de bekentenis dwingt dat hij de partijlijn verraden heeft.

Stalin

Het centrale thema van de roman is de verhouding tussen individu en (communistische) gemeenschap. ‘De Partij’, zo denkt Roebasjov, ‘ontkende de vrije wil van het individu – en tegelijkertijd eiste ze zijn gewilde zelfopoffering’. Het geweten dient ondergeschikt te zijn aan de richtlijnen van de Partij, die het vermogen van het individu om goed van kwaad te onderscheiden ontkent en in één adem pathetisch spreekt van schuld en verraad. Door deze gekmakende voorschriften gaat het individu ten onder. Het pijnlijke gewetensonderzoek van Roebasjov, alleen in zijn cel, vormt het indrukwekkende en morele hart van Nacht in de middag. Het ‘ik’ wordt door de Partij beschouwd als ‘een verdachte kwaliteit’, een ‘grammaticale fictie’, constateert Roebasjov: ‘In de Partij luidde de definitie van het individu: een hoeveelheid van een miljoen gedeeld door een miljoen.’ Zinnen als deze lezen als aforismen, tillen Nacht in de middag uit boven een spannende roman en verheffen het tot een literair meesterwerk. Daarnaast leest het boek als een psychologische ontleding van ‘de communistische mens’, zoals die wereldwijd bestaan heeft tussen 1917 en 1991, niet alleen in dictatoriaal geregeerde landen als de Sovjet-Unie van Josef Stalin (foto) of in het China van Mao Zedong, maar ook in de Communistische Partij van Nederland zoals die van 1938 tot 1978 door Paul de Groot geleid werd.

Kennis van, laat staan sympathie voor het communisme had Arthur Koestler niet van huis uit meegekregen. Hij werd op 5 september 1905 geboren in Boedapest, naast hoofdstad Wenen de belangrijkste stad in de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie. Zijn vader Henrik Koestler was een joodse zakenman, die een fortuin verdiende in de textielbranche. Zijn moeder was een heerszuchtige, veel aandacht vragende vrouw met wie Koestler levenslang een moeizame relatie zou onderhouden. Het kleine gezin – Koestler was enig kind – kon het zich veroorloven in dure hotels te wonen. In Wenen ging Koestler aan de polytechnische Hogeschool studeren en vatte een levenslange fascinatie op voor de bèta-wetenschap. Afstuderen zou hij echter niet, omdat hij werd gegrepen door het zionisme zoals dat gepropageerd werd door de Russische jood Vladimir Zabotinsky (foto). Die bepleitte in geschriften en toespraken het stichten van een joodse staat in Palestina en radicaliseerde daarmee het destijds gangbaarder en voorzichtiger standpunt dat daar een ‘nationaal tehuis’ moest worden gevestigd.

Vladimir Jabotinsky, 1935

De individualist Koestler raakte onmiddellijk onder de bekoring van Jabotinsky en vond voor het eerst een groep waar hij bij wilde horen. Hij vertrok in 1926 als voorzitter van een joodse studentenorganisatie naar Palestina en werkte er in een kibboets op het land. Een jaar later keerde Koestler terug naar Europa. Dankzij een vriend kreeg hij de prestigieuze post van Midden Oosten-correspondent bij (kranten)uitgeverij Ullstein. Hij zou enkele jaren intensief verslag doen vanuit Palestina en tal van prominenten uit het Midden Oosten interviewen, wat sterk bijdroeg aan zijn reputatie van even razende als begaafde reporter.

Vossische Zeitung

Het vele werk putte hem echter uit. Na zijn definitieve terugkeer naar Berlijn zette hij van daaruit zijn reportages voort, maar dan beperkt tot gebeurtenissen in Europa. Begin jaren dertig veranderde de razende reporter tijdelijk in een bureauredacteur: op voorspraak van Franz Ullstein werd hij uitgever van het wetenschapskatern van de Vossische Zeitung. Hij startte enkele wetenschapscolumns (Onderzoeksdagboek en Technologisch dagboek) en interviewde onder meer Albert Einstein. Koestlers terugkeer naar Berlijn viel samen met de definitieve doorbraak van het nationaalsocialisme in Duitsland. Bij de parlementsverkiezingen van 1930 schoot Hitlers NSDAP omhoog van 12 naar 107 zetels in de Rijksdag. De democratische middenpartijen keken machteloos toe bij de vele straatgevechten tussen nazi’s en communisten. Het communisme leek de enige tegenkracht van betekenis in die tijd, ook in de ogen van Koestler. Op 31 december 1931 werd hij lid van de Duitse communistische partij.

Koestler werd als een magneet aangetrokken door de Sovjet-Unie. In 1932 reisde hij naar het land waar de rode toekomst, na de Oktoberrevolutie van 1917, gestalte leek te krijgen. Over die reis schreef hij het boek Rode Dagen, dat echter in de ogen van Sovjet-autoriteiten zo kritisch van toon was dat slechts een gekuiste versie in het land van boeren en arbeiders kon verschijnen.

07 Oct 1936 --- Jailed in Soviet Conspiracy. Karl Radek, commentator for the Soviet Government newspaper  who has been placed under arrest on charges of being implicated in the counter-revolutionary plot against the Soviet for which 16 Russians were shot last August. Radek, one of the best known Russian editorial writers, was one of four men under investigation in an alleged plot to overthrow the government and kill Stalin. --- Image by © Bettmann/CORBIS

De inmiddels befaamde journalist drong door tot de hoogste echelons van de partijleiding in Moskou en ontmoette in 1933 zowel Karl Radek (foto), toen hoofdredacteur van de krant Izvestia en voormalig secretaris van de Communistische Internationale, als Nikolaj Boecharin, toen commissaris van de zware industrie, maar beter bekend als ‘lieveling van de partij’, zoals Lenin hem ooit noemde.

Toen in 1936 de Spaanse Burgeroorlog uitbrak, kwamen Koestlers onbegrensde nieuwsgierigheid en zijn hart voor de communistische zaak samen. Hij werd gerekruteerd door de Duitse uitgever en communist Willi Münzenberg en toog naar Spanje om verslag te doen van de strijd, die in 1939 gewonnen zou worden door de nationalistische rooms-katholieke en monarchale krachten achter generaal Franco. Daarbij speelde de steun van fascistisch Italië en nazi-Duitsland een belangrijke rol, maar niet minder belangrijk was de verdeeldheid bij de Republikeinen, die mede in de hand werd gewerkt door stalinistische machinaties. Koestler beleefde in Spanje één van de beslissende ervaringen van zijn leven. In 1937 werd hij door nationalistische krachten in Malaga gearresteerd en, na kortstondig bloot te zijn gesteld aan volkswoede, overgebracht naar een gevangenis in Sevilla. In materieel opzicht was zijn gevangenschap, die tussen februari en juni 1937 duurde, zo slecht niet, maar psychologisch miste die zijn uitwerking niet. Koestler verkeerde namelijk in de veronderstelling dat hij ter dood zou worden veroordeeld.

SpanishTestament

Hij wist niet dat er buiten Spanje een intensieve diplomatie op gang was gekomen om hem, de beroemde journalist, vrij te krijgen. Dat lukte uiteindelijk dankzij de inspanningen van de Communistische Internationale, iets wat Koestler in zijn autobiografische terugblik Spaans Testament overigens ongenoemd liet. Door zijn Spaanse ervaring werd hij overtuigd tegenstander van de doodstraf, waar hij zijn verdere leven tegen bleef ageren.

In Nacht in de middag putte Koestler uit zijn afschrikwekkende ervaring in Sevilla. Hij beschreef van binnenuit de eenzame opsluiting en de daarmee gepaard gaande onzekerheid. Bij zijn beschrijving van de stalinistische verhoren, verdachtmakingen en leugens baseerde hij zich voorts op verhalen van zijn Hongaarse jeugdvriendin Eva Striker, die in 1932 uit idealisme naar de Sovjet-Unie was gereisd maar in 1936 werd gearresteerd en tot eenzame opsluiting werd veroordeeld voordat ze als ongewenste vreemdeling werd uitgewezen. Eva Striker had nog geluk te ontkomen aan de Grote Terreur, zoals de jaren 1936-1938 bekend kwamen te staan. Honderdduizenden Russen en ook heel wat buitenlanders kwamen tijdens die jaren om, niet alleen communisten, maar ook gewone arbeiders en boeren die geen partijlid waren. De willekeur van de terreur kwam tot uiting in de vier ‘Moskouse showprocessen’, die Stalin in die jaren op touw zette om af te rekenen met de eerste generatie bolsjewieken, die na 1917 de Russische Revolutie vorm gaven. Tegen de beklaagden werden de meest bizarre beschuldigingen ingebracht. Zo zouden zij als ‘binnenlandse vijanden’ zijn opgetreden in het complot dat de jood Trotski – de grootste ideologische tegenstander van Stalin – met de felle antisemiet Adolf Hitler zou hebben gesmeed om de Sovjet-Unie te vernietigen.

Scammell koestler
Boecharin

Koestlers meest recente biograaf Michael Scammell speculeerde in zijn biografie Koestler. The Indispensable Intellectual (2009) dat veel van de verhoren van Roebasjov waren ontleend aan de krantenverslagen die in het Westen van de showprocessen waren verschenen. De voornaam en vadersnaam van Roebasjov, Nikolaj Salmanovitsj (‘zoon van Solomon’), zou een zinspeling zijn op de vele joodse slachtoffers van de showprocessen. Koestler zou bij zijn naamgeving vooral Radek en Trotski in gedachten hebben gehad. Radek stond tijdens het tweede Moskouse showproces in 1937 terecht en werd in 1939 op last van de Russische geheime dienst vermoord. Trotski was al in 1929 uit de Sovjet-Unie verbannen en wist de jaren dertig te overleven, maar werd in augustus 1940 alsnog slachtoffer van Stalins lange arm en in zijn ballingsoord Mexico-stad vermoord. Roebasjovs voornaam Nikolaj zou bovendien een rechtstreekse verwijzing zijn naar Boecharin (foto). Lenins ‘lieveling’ stond terecht tijdens het derde showproces in 1938. In de gevangenis, zo bleek na de ondergang van de Sovjet-Unie uit documenten, schreef hij tal van brieven aan Stalin, waarin hij zijn ‘oude kameraad’ tevergeefs om genade smeekte.

George_Orwell

In 1940 vluchtte Koestler naar Groot-Brittannië. Daar bleef hij de rest van zijn leven wonen, ook al reisde hij geregeld naar de Verenigde Staten en kocht hij een buitenhuis in Frankrijk. Van nu af aan schreef hij zijn werk in het Engels, maar de gepassioneerde Hongaar miste aansluiting bij het gereserveerde Engelse intellectuele leven. Wel ontwikkelde zich een gro­te vriendschap met geestverwant George Orwell (foto), die evenals hij verslag had gedaan van de Spaanse Burgeroorlog, maar die hij pas in Engeland leerde kennen. Toen Orwell, inmiddels wereldberoemd dankzij Animal Farm en 1984, in 1950 stierf toonde Koestler zich zeer aangedaan.

zero

Anders dan het werk van Orwell werd dat van Koestler in Groot-Brittannië met onverschilligheid bekeken. Dat gold zelfs voor het algemeen als meesterwerk erkende Darkness at noon. In Frankrijk daarentegen, waar het boek in 1945 onder de titel Le Zéro et L’Infini bij uitgeverij Calmann-Lévy verscheen, was het een enorm succes. In de eerste maand werden er al zevenduizend exemplaren van verkocht en in 1946 stond de teller op driehonderdduizend exemplaren. Opmerkelijk, aangezien Frankrijk een grote communistische partij kende, die sterk op de Sovjet-Unie was georiënteerd en over het stalinisme geen kwaad woord wilde horen. Bovendien telde het land een reeks invloedrijke intellectuelen, die weliswaar geen communist waren maar toch meer met de Sovjet-Unie dan met de Verenigde Staten sympathiseerden. Van hen was het koppel Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir het meest invloedrijk. Koestler hechtte zeer aan de ontvangst van Nacht in de middag in Frankrijk. Hij schreef dat land een cruciale positie toe na de Tweede Wereldoorlog: als Frankrijk voor het communisme zou kiezen, dan achtte hij het vrije Westen verloren.

Beauvoir

Koestler verbleef in die eerste naoorlogse jaren geregeld in Frankrijk, waar hij een door veel drinkgelagen getekende vriendschap met Sartre sloot en één keer het bed deelde met Simone de Beauvoir (foto), die hem in haar bekende roman De mandarijnen (1954) zou beschrijven onder de naam Scriassine. Helpen deed het niet: het befaamde duo bleef het stalinisme goedpraten en zou later Mao Zedong aanprijzen. Wel sloot Koestler een innige vriendschap met Albert Camus, die in zijn essay De mens in opstand (1951) afrekende met het marxisme. Dat Camus een relatie onderhield met Koestlers grote liefde Mamaine kon de vriendschap niet deren. Nacht in de middag kwam voor Frankrijk te vroeg, de enorme verkoopcijfers ten spijt. Pas na de publicatie van Solzjenitsyns De Goelag Archipel (1973) ontbrandde in Frankrijk een heftig debat over de misdaden die uit naam van het communisme waren gepleegd.

theun de vries

Ook in Nederland stuitte Nacht in de middag op weerstand, eerst en vooral van communistische zijde. In september 1946 was het boek in vertaling verschenen bij de voormalige verzetsuitgeverij De Bezige Bij. Redacteur Koos Schuur, een furore makend dichter, nam de vertaling voor zijn rekening. De eerste druk van Nacht in de middag verscheen in september 1946 en werd onmiddellijk gelezen door de communistische schrijver Theun de Vries (foto). Op 5 oktober 1946 schreef De Vries onder de titel ‘Nieuwe dwaalster ontdekt in Nederland’ in het communistische dagblad De Waarheid misprijzend over de roman. De communistische beweging werd ‘aan alle fronten belaagd en overvallen.’ In die ‘oorlog’ om het bestaan van de beweging vielen de ‘zwaksten’. De ‘goede soldaat’ verloor nooit zijn discipline, want hij hield oog voor ‘het grote doel’. De ‘morrende soldaten’ daarentegen voelden zich slachtoffer van de noodzakelijke ‘krijgstucht’. Zo’n morrende soldaat was de ‘ijdele en kwetsbare’ Koestler, die zijn uniform uittrok om zich in dienst te stellen van ‘die Britse en Amerikaanse pers-ondernemingen, welke er belang bij hebben, malcontenten uit de arbeidersbeweging op te vangen en voor haar verfijnde anti-Sovjet-strooptochten te gebruiken.’

Romein-Verschoor

De Vries’ stelling ging de fellow traveller Annie Romein-Verschoor (foto) te ver. Twee weken na de publicatie van de recensie reageerde de historica in een open brief in het tijdschrift De Vrije Katheder, dat een platform bood aan communisten en niet-communisten. Onder de kop ‘Ketters en kankeraars’ schreef ze dat Nacht in de middag dan wel geen ‘slecht’ maar wel een ‘gevaarlijk’ boek was. Met geen woord ging ze in op de kern van het boek, de psychische marteling van het individu dat zich diende te conformeren aan de Partijlijn. Niettemin meende ze dat de ‘ketterij’ van Koestler de communistische beweging iets te zeggen moest hebben.

cali002vrie01ill04

Wellicht heeft de controverse over het boek bijgedragen aan de populariteit ervan. In elk geval beleefde Nacht in de middag tussen 1946 en 1948 maar liefst zeven drukken. Ook andere boeken van Koestler, zoals zijn essaybundel De yogi en de volkscommissaris, verschenen bij de Bezige Bij in druk. Maar het was vooral de klassieke titel De God die faalde (1950) die in Nederland nog eens de aandacht op Koestler vestigde. In die bundel, eveneens door Koos Schuur (foto) vertaald, stelden intellectuelen als Ignazio Silone, Stephen Spender en André Gide, in navolging van Koestler, hun ontnuchterende ervaringen met het communisme te boek. De essayist Jacques de Kadt, zelf ex-communist, besprak De God die faalde uitvoerig en constateerde fijntjes dat Koestler ‘een werkelijke knobbel voor politiek’ miste. Dat laat onverlet dat de sensitieve ‘alleseter’ Koestler (journalist, romancier, wetenschappelijk autodidact, autobiograaf) zeer vroeg de tragiek beschreven heeft van een oorspronkelijk humanistisch gedachtengoed dat door geestelijke dwang, machtswellust en kleinburgerlijk conformisme in zijn tegendeel ging verkeren.

Schreuders

Na 1950 bleef het in Nederland lang stil rond Nacht in de middag. In 1960 volgde een pocketuitgave bij Meulenhoff en in 1979 verbrak de Socialistiese Uitgeverij Amsterdam (SUA) de stilte door met een herdruk van het boek te komen. Het kritische geluid van Koestler werd destijds echter overstemd door de betovering die er van het communisme op een jonge generatie intellectuelen uitging. Na de ondergang van de Sovjet-Unie was de tijd echter wél rijp voor een herwaardering van Koestlers werk. In 1991 publiceerde een reeks jonge linkse intellectuelen Alles moest anders. Het onvervuld verlangen van een linkse generatie. In deze bundel werd met enige schaamte teruggeblikt op het communistische engagement in de jaren zestig tot en met tachtig van de vorige eeuw. Constant Vecht, tussen 1983 en 1986 hoofdredacteur van het communistische dagblad De Waarheid, schreef in zijn bijdrage: ‘Alleen al door Koestlers publikaties hadden we kunnen weten dat het communisme een gevaarlijke vergissing was.’ In hetzelfde boek publiceerde zijn voorganger Gijs Schreuders (foto) fragmenten van zijn memoires, die in 1992 met een duidelijke verwijzing naar de klassieker uit 1950 onder de titel De man die faalde zouden verschijnen.

Schreuders, afkomstig uit een communistisch gezin en in de vroege jaren tachtig korte tijd lid van de Tweede Kamer voor de CPN, las Nacht in de middag naar eigen zeggen als puber en identificeerde zich met Roebasjov als met Old Shatterhand. Het weerhield hem er niet van om tijdens de Koude Oorlog overtuigd te (blijven) kiezen voor het communisme. Pas na de val van de Muur drongen de waarheden van Roebasjov tot Schreuders door. ‘Een feit is: ik geloof niet langer in mijn onfeilbaarheid’, schreef hij in zijn memoires. Hij brak met de aloude communistische gewoonte die door Koestler in Nacht in de middag zo indringend was beschreven: dat communisten ‘denken met het brein van anderen’. Zij spraken in meervoud: ‘wij communisten’, ‘ons standpunt’ in plaats van in enkelvoud: ‘ik vind’.

Arthur-Koestler-001 (1)

Hiermee is de betekenis van Nacht in de middag aangegeven. Hoewel een tijdsdocument over het stalinisme, heeft de roman een strekking die boven de tijd uitstijgt, zoals alle grote kunst iets tijdloos heeft. Nacht in de middag is een roman van een schrijver die heeft blootgestaan aan de totalitaire verleiding. Als geen ander heeft Koestler de worsteling beschreven die veel communisten na hem eveneens zouden doormaken: het hartstochtelijke geloof in de zegeningen van het communisme werd langzaam maar zeker verdrongen door twijfel en een verlangen naar gewetensvrijheid en autonomie. De roman biedt een nog altijd actuele waarschuwing tegen gewetensdwang, terreur en conformisme, dat eigen is aan alle religieuze en seculiere ideologieën.

Na Nacht in de middag heeft Arthur Koestler nog een heel oeuvre geschreven, maar tot zijn eigen frustratie is hij vooral de auteur van deze ene roman gebleven. Niettemin kan Koestler, met een variant op Schreuders’ memoires, gelden als ‘de man die slaagde’. Nacht in de middag beschreef al vroeg de gruwelijke teloorgang van het communistische ideaal. De roman heeft de tand des tijds glansrijk doorstaan.