Op 31 maart 2015 stierf de dichter en vertaler Ad den Besten. Hij leed zelf de laatste jaren van zijn leven aan vergeetachtigheid maar was ook in de vergetelheid geraakt bij het grote publiek. Slechts een kleine schare van liefhebbers van de dichtkunst kent zijn naam nog als de man die een cruciale rol speelde in de naoorlogse dichtkunst in Nederland. En daarnaast genoot hij bij kerkgangers naam als medewerker aan het Liedboek voor de kerken en de psalmberijming, die hij in de roerige jaren zestig en zeventig een nieuwe toon verschafte, samen met de destijds al even befaamde dichters Willem Barnard, Jan Willem Schulte Nordholt, Jan Wit en Klaas Heeroma.
Den Besten kan getypeerd worden als een ondogmatisch christen. Hij bewoog zich zowel in het protestants-christelijke leven als in de overwegend seculiere wereld der dichters. Eigenlijk was die dubbele loyaliteit al af te lezen aan zijn debuut als dichter. Publiceerde hij zijn eerste gedicht in het protestantse tijdschrift Opwaartse wegen, korte tijd later, (Nederland was bezet), stond er een gedicht van zijn hand in het experimentele, met het surrealisme flirtende tijdschrift De schone zakdoek dat in Utrecht werd gemaakt . Dat tijdschrift was een project van de latere hoogleraar godsdienstwetenschap Theo van Baaren (foto)
en zijn echtgenote Gertrude Pape. Het eerste gedicht van Den Besten, gepubliceerd in het vierde nummer van de eerste jaargang (1941), verscheen onder de veelbetekenende titel Aankomend dichter en was licht van toon. Het eerste couplet luidde:
‘Ik had bericht: het vers was opgenomen…
En ‘k liep die morgen stoerder door de klas;
Een meisje dacht dat zij verkoren was
en poogde nader in contact te komen.’
Zo licht was het leven van Den Besten destijds niet. De debuterende dichter was op 11 maart 1923 ter wereld gekomen in een hervormd gezin in de Domstad. Zijn ouders scheidden in de jaren dertig, tamelijk ongewoon voor die tijd. De kinderen (Ad den Besten had een broer en een zus) bleven bij hun moeder. Hun vader, C. den Besten, werd lid van de NSB. Den Besten was jurist en hield kantoor in Utrecht. Zijn kantoorgenoot was Hendrik Marsman (foto), de dichter die in de jaren twintig ook even met het fascisme had geflirt maar daar later van teruggekomen was. Marsman inspireerde ‘aankomend dichter’ Den Besten, die met jongensachtige bewondering opkeek naar de grote dichter.
De wegen tussen de kantoorgenoten Den Besten en Marsman liepen intussen nogal uiteen. Terwijl Marsman in de zomer van 1940 omkwam doordat de boot waarop hij probeerde weg te komen zonk, raakte vader Den Besten intussen steeds meer in nationaalsocialistisch vaarwater. Hij bracht het tijdens de oorlog zelfs kortstondig tot NSB-burgemeester van Apeldoorn.
Ad den Besten was altijd openhartig over het verleden van zijn vader. In een vraaggesprek met de hem goed bekende George Puchinger in de bundel Christen en kunst (1971) noemde hij hem onomwonden fout. Zo fout kan Den Besten senior overigens niet geweest zijn, want hij bleef slechts een jaar aan als burgemeester van Apeldoorn. In 1943 werd hij alweer ontslagen vanwege een al te coulante houding tegenover de Joden. Den Besten senior lijkt veeleer tot het slag van de verblinde, enigszins wrokkige idealisten te moeten worden gerekend en geen fervente jodenhater, zoals veel andere leden van de NSB.
Ad den Besten had niettemin veel te stellen met zijn vader, die hem in de oorlog tot het tekenen van de loyaliteitsverklaring dwong, een Duitse maatregel om de studenten in het gareel te krijgen. Den Besten studeerde inmiddels theologie. Niet om predikant te worden, zoals de meeste van zijn studiegenoten, maar vanwege de algemene vorming. Hij was ertoe geïnspireerd door de blinde dichter Jan Wit (foto)
en zijn ‘mentor’ Theo van Baaren. Bij het ondertekenen van de loyaliteitsverklaring deed Den Besten iets bijzonders, zo vertelde hij Puchinger: hij tekende de verklaring met de toevoeging ‘voor zover in overeenstemming met mijn geloof in Jezus Christus’. Jezus was toen al een figuur van betekenis in het leven van Den Besten en zou dat blijven, hoewel de dichter zich op christelijke dogmatiek verder nauwelijks liet betrappen.
Uit solidariteit met zijn medestudenten meldde hij zich voor de tewerkstelling in Berlijn, waar de geallieerde bombardementen het leven zwaar maakten. Na de oorlog trad hij in dienst van uitgeversmaatschappij Holland en legde zich toe op zijn eerste liefde, de dichtkunst. Een groot en vernieuwend dichter was Den Besten zelf niet, veeleer kan hij getypeerd worden als een eclecticus die het midden hield tussen traditionele dichters als Bertus Aafjes en Ed Hoornik enerzijds en vernieuwers die bekend zouden komen te staan als de Vijftigers.
Den Besten leek de twee kampen ook bijeen te willen brengen in zijn reeks De Windroos en publiceerde met Stroomgebied
(1953) een destijds invloedrijke bloemlezing, waarvan de neerlandicus Teunis Bunt op zijn weblog terecht heeft opgemerkt dat daaruit een ‘goed oog voor houdbaarheid’ sprak. De dichtbundels die Den Besten zelf publiceerde zijn verdronken in de zee van vergetelheid. Wie over Den Besten spreekt, spreekt vrijwel nooit over de dichter zelf maar altijd over de uitgever van De windroos. Popularisator van de dichtkunst te zijn, dat was zijn lot.
Misschien daarom dat Den Besten daarnaast een tweede loopbaan had, die van liedboekdichter. Het christendom is nooit ver weg bij Den Besten en vond vooral zijn weg in zijn gedichten en bewerkingen voor het nieuwe liedboek, dat inmiddels ook al weer herzien is. Als liedboekdichter is Den Besten veel succesvoller geweest dan als ‘gewoon’ dichter. Nog altijd geniet het liedboek van de ‘dichtende christenen’ een grote reputatie.
De studie theologie bleek aan Den Besten uiteindelijk niet besteed. Na zijn tijd bij uitgeverij Holland ging Den Besten Duits studeren. Hij had al vroeg een zwak voor de Duitse literatuur die hij ondanks de moeizame relatie met zijn Duitsgezinde vader in de oorlog nooit afzwoer. Rainer Maria Rilke was een dichter die hem, zoals velen van zijn generatie, al vroeg bekoorde. Hij ontpopte zich als een uitstekend vertaler uit het Duits en liet Nederland kennis maken met Hölderlin (foto)
, de getourmenteerde dichter die aan het begin van de Duitse romantiek stond. Voor zijn vertaling ontving hij in 1989 de prestigieuze Martinus Nijhoffprijs. Zes jaar daarvoor was hij gepromoveerd op de oorsprong van het nationale volkslied Wilhelmus van Nassaue. De dichter Den Besten was langzaam maar zeker vervaagd en was stilzwijgend veranderd in vertaler en academicus, al zou Den Besten nooit tot het stijve en grauwe gilde gaan behoren dat de wetenschap doorgaans bevolkt. Daarvoor was en bleef hij teveel een dichter.