Op 17 juli 2009 stierf de Poolse historicus en filosoof Leszek Kolakowski. Ik schreef een necrologie over hem op een website die inmiddels ter ziele is en onvindbaar is geworden. Er kan nooit genoeg aandacht besteed worden aan deze figuur, die communistisch Polen te vrijmoedig was en om die reden een balling werd. Maar dan een balling die ook in het Westen succesvol was en bleef – een zeldzaamheid in de twintigste eeuw.
Geschiedschrijving is het onophoudelijke verhaal van eeuwenlange menselijke strevingen, gedachten en hartstochten, allen eindigend in de onvermijdelijke dood. Die strevingen, gedachten en hartstochten kunnen een heel tijdperk en zelfs een eeuw beheersen – maar hoe lang ook, eens verdwijnen die weer en zal het stof erop neer dwarrelen. Waarop vervolgens nieuwe gedachten, strevingen en hartstochten de wereld gaan beheersen – tot ook die weer verdwijnen.
Dikwijls wordt voor die ‘groei, bloei en verwelking’ verwezen naar de ondergang van het Romeinse rijk of naar opkomst en ondergang van Napoleon. Maar er kan een krasser en eigentijdser voorbeeld worden aangehaald: de opkomst en ondergang van het communisme in de twintigste eeuw. Natuurlijk: voor een jonge generatie, geboren na 1989, is ook dit oude geschiedenis.
Maar op mij, geboren in 1960 en 29 jaar toen de Berlijnse Muur viel, heeft dat plotselinge verdwijnen van het communisme grote indruk gemaakt. Waarom? Omdat voor 1989 geen maatschappelijke discussie gevoerd werd zonder dat de naam van Karl Marx viel en geen literatuurlijst in de alfa en gammawetenschappen kon worden opgesteld of er prijkte wel een marxistisch geschrift op. Kortom, Marx en het marxisme beheersten vooral in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw gedachten, strevingen en hartstochten van een weliswaar kleine, maar wel spraakmakende en invloedrijke groep intellectuelen in het Westen.
Uit de hoek van van het neomarxisme, een verzamelterm, waaronder zulke uiteenlopende figuren als Louis Althusser (foto), Nicos Poulantzas en Ralph Miliband (de vader van de vroegere Labour-leider Ed Miliband) en niet te vergeten onze eigen Siep Stuurman vielen, verschenen tal van titels die weliswaar kritisch stonden tegenover ‘het reëel bestaande socialisme’ in het Oostblok, maar die toch vasthielden aan een ‘noodzakelijk’socialisme. Zoals Stuurman, die in 1979 een boek publiceerde onder de titel Het reëel bestaande en het noodzakelijke socialisme.
De neomarxisten mochten dan vogels van diverse pluimage zijn, ze hadden dit gemeen: ze waren vrijwel allemaal goed gekleed en welgevoed opgegroeid in het verfoeide kapitalistische Westen dat hen alle vrijheid en middelen bood om de ondergang van datzelfde kapitalisme te profeteren. Bij alle onderlinge verschillen geloofden zij in de geschriften van Karl Marx zoals een rooms-katholiek in de encyclieken van het Vaticaan en een gereformeerde in de Drie Formulieren van Enigheid.
Een Oost-Europeaan of een Rus, kortom iemand die wist wat het communisme werkelijk was, bevond zich niet in dit gezelschap. Maar gelukkig, uitgestoten door ‘het reëel bestaande socialisme’, verschenen wel hun boeken in het Westen. Onder hen waren dissidenten, die hun klacht tegen de onderdrukking in het Oosten krachtig en welsprekend onder woorden brachten, zoals Andrej Amalrik (foto), die voorspelde dat de Sovjetunie 1984 niet zou halen of Vaclav Havel, die poogde in waarheid te leven en (de meest krachtige van allen) Alexander Solzjenitsyn die de term De Goelag Archipel muntte met zijn beschrijving van het eilandenrijk van leed dat Stalin en zijn opvolgers in de vorm van concentratiekampen aanrichtten.
En ineens verscheen in de tweede helft van de jaren zeventig vanuit het bedrieglijk rustige Oxford de driedelige studie Main Currents of Marxism, in het Nederlands vertaald onder de titel Geschiedenis van het marxisme, geschreven door de Pool Leszek Kolakowski. Het werd, althans door de ‘rechtse’ pers in Nederland juichend onthaald. De filosoof Henk van Luijk besteedde in verscheidene nummers van het weekblad Elsevier ruim aandacht aan het boek.
Als jong lezer destijds wist je meteen: dit is een heel ander geschrift dan de andere geschriften over Marx en het marxisme. Hier is iemand aan het woord die het geheel overziet en zich erover verwondert hoe een zelfbewust en agressief humanisme en geloof in ‘wetenschappelijk socialisme’ van twee mensen (Marx en Engels) zoveel invloed verwierf dat de hele twintigste eeuw bepaald werd door deze ideologie.
Terwijl neomarxisten hun inkt verspilden aan de zoveelste uitleg van de ‘jonge’, de ‘oude’ en de ‘hele’ Marx, voorspelde Kolakowski (foto) al het einde van het marxisme, waarvan hij de geschiedenis even intelligent als lucide te boek stelde. Geschiedenis van het marxisme is dan ook te lezen als een grafschrift van een ten dode opgeschreven stroming, die bij leven evenwel voor ongehoorde beroering zorgde.
En inderdaad: na een eeuw vol geweld, na een eeuw vol van afwisselend stompzinnig en diepzinnig marxistisch denken, stierf het communisme in twee maanden tijd (november-december 1989) abrupt. De boeken van de neomarxisten – in Nederland dikwijls uitgegeven door uitgeverij Van Gennep – gingen richting de papiervernipperaar. Maar niet Kolakowski’s Geschiedenis van het marxisme: die blijft staan.
Wat maakte Kolakowski zoveel beter dan de zelfvoldane Westerse salonmarxisten? Allereerst natuurlijk dat hij het communisme in de praktijk had ondervonden. Maar er was nog iets dat hem van de salonmarxisten onderscheidde: Kolakowski, opgegroeid in een rooms-katholiek gezin, maar na de Tweede Wereldoorlog overtuigd marxist, verstond zich een leven lang met het christendom. Hij moest zich daarmee ook wel verstaan, zeker in het (ondanks het communisme) overtuigd katholieke Polen.
Zijn leven lang heeft Kolakowski zich met religie bezig gehouden, zo zelfs dat hij gevraagd werd voor de befaamde serie Fontana Master Guides in 1982 een boek over dit onderwerp te schrijven. Daarin kwam duidelijk naar voren dat hij het christendom intellectueel gesproken veruit de meest interessante godsdienst vond, omdat geen andere religie zo’n spanning kende tussen het heilige en het wereldlijke.
Al vroeg in zijn loopbaan, toen Kolakowski nog hoogleraar filosofie in Warschau was en als het paradepaardje van het marxisme gold, boog hij zich over het christendom. In het opstel ‘De priester en de nar’ (opgenomen in de bundel De mens zonder alternatief, een bundeling van opstellen uit de periode 1956-1959) laat hij zich kritisch uit over het stellige openbaringsdenken in de theologie, dat zijn sporen naliet in het seculiere openbaringsdenken – de grote criticus van het marxisme kondigde zich al vroeg aan. Begin jaren zestig publiceerde Kolakowski een verzameling van opstellen, toneelstukken, filmscenario’s en fictieve dialogen.
In één daarvan hulde hij zich in de gedaante van de duivel en bekritiseerde de theologen omdat ze zich geen raad wisten met het kwaad: ‘Hoe zit dat nu, mijne heren theologen? […] Waar krijgen de gevallen engelen nog een plaats? Ben ik ten slotte niets anders dan een woord, een volkomen bijkomstige versiering die men van de ene dag op de andere kan verwisselen zoals men ook een nieuwe stropdas kan omdoen?
Is de satan werkelijk alleen maar een retorische vorm? […] Of, mijne heren, is hij misschien een echte, niet te loochenen realiteit die hecht verankerd is in de traditie en in de Heilige Schrift is geopenbaard en waarover de Kerk al tweeduizend jaar schrijft, iets dat men betasten kan, dat pijn doet en dat een realiteit is?’
Kolakowski confronteerde christenen met de duivel, maar hoe dacht hij over God? Het meest direct heeft hij daarover iets gezegd in een serie voordrachten voor de Poolse televisie aan het eind van de vorige eeuw. Daarin betoogde hij dat God misschien wel op ons, mensen, leek: soms goed, soms slecht, ‘maar nooit zo slecht dat Hij zondaars tot eeuwig lijden veroordeelt.’ Het is een opvatting die orthodoxe christenen slecht zal bevallen. Maar dat zou Kolakowski niet deren, gewend als hij was orthodoxie (in zijn tijd en land zowel marxistisch als rooms getoonzet) te trotseren. Figuren als Kolakowski (redelijk, beheerst en tegelijk tegendraads en eigenzinnig) zijn zeldzaam. Met zijn dood is de wereld een stuk armzaliger geworden.